Een boodschap over de toekomst
1-2 Maar nu zegt de machtige Heer: ‘Ik houd veel van Jeruzalem, heel veel! Daarom straf ik de vijanden van mijn volk. 3 Ik kom terug naar de berg Sion, en ik ga weer in Jeruzalem wonen. Jeruzalem krijgt een nieuwe naam: Stad van Trouw. En de Sion, de berg van de machtige Heer, heet nu Heilige Berg.
4 Op de pleinen van Jeruzalem zullen weer oude mensen zitten, mannen en vrouwen. Ze zijn zo oud dat ze een stok nodig hebben om te lopen. 5 De pleinen zullen vol zijn met kinderen, met spelende jongens en meisjes.
6 Jullie zijn nog maar met weinig mensen. Daarom denken jullie nu dat zo’n wonder niet mogelijk is. Maar ik ben de machtige Heer, voor mij is alles mogelijk!
7-8 Ik zal mijn volk bevrijden. Ik haal de Israëlieten terug uit de hele wereld en ik laat hen weer in Jeruzalem wonen. Zij zullen mijn volk zijn, en ik zal hun God zijn. Ik zal trouw en goed voor hen zijn.’
Het volk zal weer gelukkig worden
9 Dit zegt de machtige Heer: ‘De profeten hebben gesproken toen het werk aan mijn tempel begon. Nu horen jullie opnieuw wat zij toen gezegd hebben. En daarom moeten jullie het werk volhouden!
10 Eerst werkte iedereen zonder dat het iets opleverde. Het was nergens veilig, want ik zorgde ervoor dat de mensen vijanden van elkaar waren.
11 Maar nu zal ik zorgen dat jullie het beter krijgen. 12 Wie zaait, krijgt een goede oogst. Er zullen druiven groeien in de wijngaard, er zal koren groeien op het land. En er zal regen vallen als het nodig is. Daar zal ik voor zorgen. Want jullie zijn mijn volk.
13 Jullie werden door de andere volken ongelukkig genoemd. Jullie, het volk van Juda en van Israël! Maar nu zal ik jullie helpen. Ik zal zorgen dat die andere volken jullie gelukkig gaan noemen! Verlies de moed niet, houd vol.’
Het volk moet leven zoals de Heer wil
14 Dit zegt de machtige Heer: ‘Jullie voorouders maakten mij boos. Daarom besloot ik om ze kwaad te doen, en dat heb ik gedaan. 15 Maar nu is het anders. Nu heb ik besloten om te zorgen dat het goed gaat met Jeruzalem en Juda. Jullie moeten dus niet de moed verliezen.
16 Dit is hoe jullie moeten leven: Wees eerlijk tegen elkaar en spreek eerlijk recht, zodat er vrede tussen jullie is. 17 Maak geen plannen om een ander kwaad te doen. En lieg niet als je voor de rechter staat. Want dat vind ik vreselijk.’ Dat zegt de machtige Heer.
Het volk hoeft niet meer te vasten
18-19 De machtige Heer sprak opnieuw tegen mij. Dit was zijn boodschap: ‘De mensen in Juda vasten op sommige dagen in de vierde, de vijfde, de zevende en de tiende maand. Vanaf nu zullen dat feestdagen worden, dagen waarop iedereen vrolijk en blij is. Maar de mensen moeten wel eerlijk tegen elkaar zijn en in vrede met elkaar leven.’
Alle volken zullen de Heer vereren
20 De machtige Heer sprak opnieuw tegen mij. Dit was zijn boodschap: ‘Er zullen weer mensen uit andere steden en landen naar Jeruzalem komen. 21 Onderweg zullen ze tegen iedereen zeggen: ‘Kom met ons mee! Wij zijn op weg om de Heer te eren, we willen bidden tot de machtige Heer!’
22 Grote, machtige volken zullen naar Jeruzalem komen om daar te bidden en mij te eren.
23 In die tijd zal het gebeuren dat er tien vreemdelingen naar een Joodse man toe komen. Ze spreken verschillende talen, maar ze zullen allemaal zeggen: ‘Wij hebben gehoord dat God bij uw volk is. Daarom willen we met u meegaan.’’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap