Nubië wordt gestraft
Het zal slecht aflopen met Nubië
1 Het zal slecht aflopen met Nubië, het land tussen de rivieren, het land met zijn snelle boten. 2 Het land dat boodschappers stuurt over zee, in hun boten van riet.
Snelle boodschappers, luister! Ga terug naar Nubië, naar jullie volk. Ga terug naar die lange mensen met hun glanzende huid, die mensen voor wie iedereen bang is. Ga terug naar jullie sterke en machtige volk, dat woont in het land van de rivieren.
Kijk hoe de Nubiërs gestraft worden
3 Let op, iedereen! Let op, bewoners van de aarde! Op de bergen zullen jullie een vlag zien staan. En jullie zullen het geluid van trompetten horen. 4 De Heer zegt: ‘Ik kijk vanuit mijn woning naar de aarde. Ik kijk heel stil naar jullie. Zo stil als de hete zon, die midden op de dag aan de hemel staat. Zo stil als de warme lucht, die in de zomer boven het land hangt.’
5 Straks gaan de druiven groeien. Straks worden ze rijp. Maar ze zullen al vernietigd worden voordat het tijd is voor de oogst. Dan worden de druivenplanten afgesneden en de jonge takken afgebroken.
6 Straks lijken de Nubiërs op de stengels en takken die blijven liggen. Want hun lichamen zullen op het land liggen als voer voor de dieren. In de zomer worden de lichamen opgegeten door de roofvogels uit de bergen. En in de winter eten wilde dieren alle resten op.
De Nubiërs komen naar Jeruzalem
7 Na die straf zullen de Nubiërs die overgebleven zijn, geschenken brengen aan de machtige Heer. En dan komt dat volk uit Nubië naar Jeruzalem. Dat volk waar iedereen bang voor is, dat sterke en machtige volk uit het land van de rivieren, die lange mensen met hun glanzende huid. Dan komen ze naar de berg Sion, waar de machtige Heer woont.