Vertrouw op de Heer
1 Luister goed! Vergeet mijn wijze lessen niet, onthoud ze goed. 2 Ze zorgen ervoor dat je lang en gelukkig leeft. 3 Wees altijd goed en trouw. Denk steeds aan mijn lessen, denk er altijd aan. 4 Dan zullen God en de mensen van je houden. Ze zullen respect voor je hebben.
5-6 Je moet op de Heer vertrouwen. Denk aan hem bij alles wat je doet, dan zal hij je helpen. Denk niet dat je alles zelf kunt. 7 Wees niet eigenwijs, maar heb eerbied voor de Heer. Blijf uit de buurt van slechte mensen en doe geen kwaad. 8 Dan zul je sterk en gezond zijn.
9 Je moet offers aan de Heer brengen, en hem het beste van je oogst geven. 10 Dan zal hij ervoor zorgen dat je genoeg graan in je schuur hebt. En dat je volop druiven hebt.
11 Luister goed! Als de Heer streng voor je is, verzet je dan niet tegen hem. 12 Want de Heer straft je voor je fouten omdat hij van je houdt. Net zoals een vader zijn kinderen straft omdat hij van hen houdt.
Door wijsheid word je gelukkig
13 Gelukkig zijn mensen die wijsheid en kennis gevonden hebben. 14 Want je hebt meer aan wijsheid dan aan zilver of goud. 15 Wijsheid is meer waard dan edelstenen. Niets is zo veel waard als wijsheid, niets op de hele wereld! 16 Als je wijs bent, zul je een lang leven hebben. Je zult respect krijgen en rijk worden. 17 Wijsheid zorgt voor rust en vrede in je leven. 18 Ja, alle mensen die wijsheid zoeken en vinden, zullen lang en gelukkig leven!
19 De Heer heeft de hemel en de aarde met wijsheid gemaakt. 20 Door zijn wijsheid zijn de zeeën ontstaan. Door zijn wijsheid komt er regen uit de wolken.
De Heer beschermt wijze mensen
21 Luister goed! Wees wijs en denk goed na bij alles wat je doet. 22 Dan zul je een goed en gelukkig leven hebben, en iedereen zal je bewonderen. 23 Je zult niet in moeilijkheden komen, je zult veilig zijn. 24 Als je gaat slapen, hoef je niet bang te zijn. Ook dan ben je veilig. 25 Je hoeft niet bang te zijn dat er ineens rampen gebeuren. Je hoeft niet bang te zijn voor het geweld van slechte mensen. 26 Want de Heer beschermt je, op hem kun je vertrouwen.
De Heer geeft liefde aan goede mensen
27 Als je iemand ergens mee kunt helpen, doe dat dan ook. En geef hem waar hij recht op heeft. 28 Zeg niet: ‘Ga weg, kom morgen maar terug.’ 29 Als iemand jou vertrouwt, moet je hem niet slecht behandelen.
30 Maak geen ruzie met iemand die jou geen kwaad gedaan heeft. 31 Wees niet jaloers op iemand die geweld gebruikt. Word niet zo slecht als hij.
32-34 De Heer vindt het afschuwelijk als mensen kwaad doen. Hij straft slechte mensen. Hij laat hen in de steek als ze andere mensen belachelijk maken. Maar de Heer blijft trouw aan goede mensen. Die maakt hij gelukkig, die geeft hij liefde.
35 Wijze mensen zullen respect krijgen, maar dwaze mensen worden uitgelachen.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap