1 Asa werd opgevolgd door zijn zoon Josafat.
Koning Josafat van Juda
Josafat versterkt de steden
Koning Josafat wilde ervoor zorgen dat Juda niet veroverd kon worden door Israël. 2 Daarom maakte hij de versterkte steden van Juda nog sterker. Hij stuurde soldaten naar al die steden en naar andere belangrijke plaatsen in Juda. Ook stuurde hij soldaten naar de steden die zijn vader Asa veroverd had in het gebied Efraïm.
Josafat is een goede koning
3 De Heer hielp Josafat, want Josafat was net zo trouw aan de Heer als zijn voorvader koning David in het begin was. Josafat vroeg niet om raad aan de god Baäl, 4 maar hij vertrouwde op de God van zijn voorvader. Hij hield zich aan Gods wetten en regels. Hij deed geen slechte dingen, zoals de koningen van Israël deden. 5-6 En hij liet alle offerplaatsen en heilige palen uit Juda weghalen.
Josafat deed dus erg zijn best om te doen wat de Heer wilde. Daarom zorgde de Heer ervoor dat Josafat een machtige koning werd. Iedereen kreeg veel respect voor Josafat, en hij werd heel rijk. Alle mensen van Juda gaven hem geschenken.
Het volk leert de wet van de Heer
7-9 Toen Josafat drie jaar koning was, stuurde hij ambtenaren met het wetboek van de Heer naar alle steden van Juda. Zij moesten daar de wet van de Heer leren aan het volk. Die ambtenaren waren: Ben-Chaïl, Obadja, Zecharja, Netanel en Micha.
Josafat stuurde ook Levieten mee: Semaja, Netanja, Zebadja, Asaël, Semiramot, Jonatan, Adonia, Tobia en Tob-Adonia. En de priesters Elisama en Joram.
Josafat heeft veel macht
10 Alle koningen van de landen om Juda heen waren bang voor de Heer. Daarom durfden ze koning Josafat niet aan te vallen. 11 Sommige Filistijnen brachten Josafat geschenken en betaalden hem belasting. De Arabieren brachten hem vee: 7700 rammen en 7700 bokken.
12 Josafat kreeg steeds meer macht. In heel Juda bouwde hij versterkte steden en steden waarin voorraden bewaard werden. 13 Hij had veel voorraden in de steden van Juda.
Josafat heeft een groot leger
In Jeruzalem had Josafat een leger met dappere soldaten. 14 Die soldaten waren per stam in groepen verdeeld.
Adna uit de stam Juda had de leiding over 300.000 dappere soldaten. 15 Jochanan uit de stam Juda had de leiding over 280.000 soldaten. 16 En Amasja, de zoon van Zichri, had de leiding over 200.000 soldaten. Hij wilde graag de Heer dienen.
17 Eljada uit de stam Benjamin was een dappere soldaat. Hij had de leiding over 200.000 soldaten met bogen en schilden. 18 Jozabad uit de stam Benjamin had de leiding over 180.000 soldaten, die klaar waren om te vechten.
19 Dat waren de soldaten van koning Josafat in Jeruzalem. Verder had hij nog soldaten in de andere versterkte steden van Juda.