Jetro gaat naar Mozes
1-4 De schoonvader van Mozes heette Jetro. Jetro was priester en woonde in Midjan. Ook zijn dochter Sippora, de vrouw van Mozes, woonde daar. Want Mozes had haar weer naar haar vader gestuurd, met hun twee zonen.
Jetro hoorde wat God allemaal voor Mozes en het volk van Israël gedaan had. Hij hoorde dat God de Israëlieten uit Egypte weggehaald had. Hij besloot naar Mozes toe te gaan. Hij nam Sippora en haar zonen mee.
De ene zoon van Sippora heette Gersom. Toen hij geboren werd, had Mozes gezegd: ‘Ik ben een vreemdeling. Ik woon in een land dat ik niet ken.’ De andere zoon heette Eliëzer. Toen hij geboren werd, had Mozes gezegd: ‘De God van mijn vader heeft mij geholpen. Hij heeft mij gered van de farao.’
Jetro dankt God
5 Jetro ging naar de woestijn en kwam bij de berg Horeb. Daar was het kamp van Mozes en de Israëlieten. 6 Jetro stuurde iemand naar Mozes om te zeggen dat hij eraan kwam, samen met Sippora en haar zonen.
7 Mozes ging Jetro tegemoet en begroette hem met een buiging en een kus. Ze vroegen aan elkaar of alles goed ging. Toen gingen ze de tent van Mozes in.
8 Mozes vertelde aan Jetro wat de Heer allemaal gedaan had. Wat hij met de farao en de Egyptenaren gedaan had om de Israëlieten te bevrijden. En hoe hij het volk steeds weer gered had uit alle moeilijkheden onderweg. 9 Jetro was blij dat de Heer zo goed geweest was voor het volk van Israël. 10-11 Hij zei: ‘Ik dank de Heer! De Egyptenaren en de farao hebben jullie onderdrukt. Ze behandelden jullie heel slecht. Maar de Heer heeft jullie bevrijd. De Heer is machtiger dan alle andere goden. Dat weet ik nu!’
12 Daarna dankte Jetro God met offers. En hij hield een feestmaal ter ere van God. Ook Aäron en alle leiders van het volk deden daaraan mee.
Mozes heeft het te druk
13 De volgende dag ging Mozes rechtspreken over het volk. De hele dag kwamen er mensen bij hem met hun problemen. 14 Jetro zag hoe druk Mozes het had. Hij zei: ‘Waarom doe je dit alleen? De hele dag staan er mensen te wachten en jij moet alles alleen doen.’
15 Mozes zei: ‘Ze komen bij mij om te vragen wat God wil. 16 Als ze ruzie hebben, vragen ze mij om raad. Ik beslis dan wie er gelijk heeft. En ik vertel hun wat er in de wetten en regels van God staat.’
17 ‘Je doet het niet goed,’ zei Jetro. 18 ‘Je wordt veel te moe. En ook de mensen die staan te wachten, worden moe. Dit werk is te zwaar voor je. Je kunt het niet alleen.
Jetro geeft Mozes raad
19 Luister, God zal je helpen. Ik zal je een goede raad geven. Het is goed dat jij namens het volk met God spreekt. Jij moet hun problemen aan hem vertellen. 20 En jij moet Gods wetten en regels uitleggen aan het volk. Je moet aan hen vertellen hoe ze moeten leven en wat ze moeten doen.
21 Maar je moet mensen zoeken om je te helpen. Kies een paar verstandige mannen uit. Zij moeten eerbied voor God hebben. Ze moeten eerlijk zijn en niet voor geld iemand gelijk geven. Geef die mannen de leiding over het volk. Verdeel het volk in groepen van tien, van vijftig, van honderd en van duizend. Elke groep komt onder leiding van één van de mannen die jij uitgekozen hebt. 22 Zij moeten dan rechtspreken over het volk. Grote problemen moeten ze aan jou vertellen, maar kleine problemen kunnen ze zelf oplossen. Zo wordt jouw werk makkelijker, omdat zij je helpen. 23 Als je het zo doet, en als God het wil, kun je het werk volhouden. En alle mensen gaan dan tevreden naar huis.’
Mozes doet wat Jetro gezegd heeft
24 Mozes luisterde naar zijn schoonvader en deed wat die gezegd had. 25 Hij koos uit het volk een paar verstandige mannen. Die gaf hij de leiding over groepen van tien, van vijftig, van honderd en van duizend mensen. 26 Die mannen waren ook rechters. Elke dag beslisten ze zelf over kleine problemen, en de grote problemen vertelden ze aan Mozes.
27 Toen nam Mozes afscheid van zijn schoonvader. En Jetro ging terug naar zijn eigen land.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap