Alles aan jou is mooi
De jongen
1 Je bent zo mooi, vriendin van me,
je bent zo mooi!
Je ogen zijn zo zacht als de ogen van een duif,
ze glanzen door je sluier heen.
Je donkere haar hangt over je schouders,
je zwarte krullen lijken op een kudde geiten
die van de berg af komt.
2 Je tanden zijn mooi wit,
zo wit als schapen
die net gewassen zijn, vlak voor het scheren.
De schapen komen twee aan twee,
er ontbreekt er niet één.
3 Je lippen zijn rood,
ze lijken op een donkerrood lint.
Je stem klinkt als muziek, zo mooi.
Ik zie je mond lachen, door je sluier heen,
je mond lijkt op een rode vrucht.
4 Je hals is lang en rond,
net als de ronde toren van koning David.
Een toren die met schilden versierd is,
met duizend schilden van dappere soldaten.
5 Je borsten lijken wel twee kalfjes,
of twee jonge herten
die tussen de bloeiende lelies lopen.
6 Straks wordt het licht,
dan gaat het zachtjes waaien,
en dan zal het donker verdwijnen.
Dan kom ik naar de berg
met al die heerlijke kruiden.
7 Je bent mooi, mijn vriendin.
Alles aan jou is mooi,
je bent volmaakt!
Ga met me mee
De jongen
8 Mijn bruid, ga met me mee!
Kom mee, weg van de Libanon-bergen,
kom mee omlaag van de top van de bergen,
van de Amana, de Senir en de Hermon.
Daar hebben leeuwen hun hol,
en daar verbergen panters zich.
Je laat mijn hart sneller kloppen
De jongen
9 Je laat mijn hart sneller kloppen,
mijn meisje, mijn bruid.
Je laat mijn hart sneller kloppen
met één blik van je ogen,
met één kraal van je ketting.
10 Heerlijk is je liefde,
mijn meisje, mijn bruid.
Je liefde is beter dan wijn.
Heerlijk is de geur van je huid,
zoeter dan alle andere geuren.
11 Ik proef de honing van je lippen,
de melk en de honing onder je tong.
Je kleren ruiken nog naar de Libanon-bergen.
Kom in de tuin van de liefde
De jongen
12 Mijn meisje, mijn bruid,
je lijkt op een tuin,
een gesloten tuin,
met een bron waar niemand bij kan.
13 In die tuin groeien bomen met heerlijke vruchten.
Er zijn geurige bloemen en planten.
14 Je vindt er zoete kruiden die heerlijk ruiken,
kruiden van allerlei soorten.
15 Je lijkt op een bron in een tuin,
met helder water uit de Libanon-bergen.
Het meisje
16 Wind uit het noorden en wind uit het zuiden,
kom, en waai door mijn tuin!
Laat alles heerlijk ruiken.
Mijn liefste moet naar mijn tuin komen,
om er zoete vruchten te eten.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap