Koning Asa van Juda
Asa is een goede koning
1 Asa deed wat de Heer, zijn God, wilde. 2 Hij liet in Juda alle altaren en offerplaatsen voor andere goden weghalen. Ook liet hij alle heilige stenen kapotslaan, en alle heilige palen voor de godin Asjera omhakken. 3-4 Verder liet hij uit alle steden de offerplaatsen en altaren voor de Heer weghalen, behalve uit Jeruzalem.
Hij zei tegen de inwoners van Juda: ‘Jullie moeten doen wat de Heer, de God van jullie voorouders, wil. Jullie moeten je houden aan zijn wetten en regels.’
Asa versterkt de steden
Omdat Asa een goede koning was, was er rust en vrede in het land. 5 Daar zorgde de Heer voor. Daarom kon Asa de steden van Juda versterken.
6 Hij zei tegen de inwoners van het land: ‘Wij hebben gedaan wat de Heer, onze God, wil. Daarom heeft hij ervoor gezorgd dat het land nog steeds van ons is, en dat er vrede is. Laten we nu de steden versterken met muren, torens en stevige poorten.’
De inwoners van Juda begonnen te bouwen, en maakten alles helemaal af.
De Nubiërs vallen Juda aan
7 Asa had 300.000 soldaten uit het gebied Juda, met grote schilden en met speren. Hij had ook 280.000 soldaten uit het gebied Benjamin, met kleine schilden en met bogen. Het waren allemaal dappere soldaten.
8 Op een dag ging de Nubiër Zerach op weg om Asa aan te vallen. Hij kwam met een leger van één miljoen soldaten en driehonderd strijdwagens. Toen Zerach bij de stad Maresa gekomen was, 9 kwam Asa hem met zijn leger tegemoet. In het Sefata-dal, bij Maresa, maakten de twee legers zich klaar voor de strijd.
Asa bidt tot de Heer
10 Toen bad Asa tot de Heer, zijn God: ‘Heer, de Nubiërs zijn met veel meer soldaten dan wij. Alleen u kunt ons nu helpen, want u bent onze steun. Wij zijn hier gekomen om te vechten tegen dit grote leger, omdat we op u vertrouwen. Heer, onze God, laat zien dat u sterker bent dan mensen!’
De Heer verslaat de Nubiërs
11 Toen liet de Heer de Nubiërs verliezen van Asa en zijn leger. De Nubiërs vluchtten weg. 12 Asa en zijn leger achtervolgden hen tot aan de stad Gerar. Ze doodden zo veel Nubiërs, dat het leger van Nubië niet meer kon vechten. Het werd helemaal vernietigd door de Heer en het leger van Juda.
De soldaten van Juda namen heel veel bezittingen van de Nubiërs mee.
Asa verovert de steden bij Gerar
13 De inwoners van de plaatsen in de buurt van de stad Gerar waren heel bang voor de Heer. Daarom kon het leger van Asa al die plaatsen veroveren en leegroven. De soldaten namen heel veel bezittingen van de inwoners mee. 14 Ze roofden ook tenten van herders leeg, en namen heel veel schapen, geiten en kamelen mee.
Toen gingen ze terug naar Jeruzalem.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap