De leiders willen Jeremia doden
1-3 Intussen bleef Jeremia aan het hele volk deze boodschap vertellen: ‘De Heer zegt: ‘Als je in Jeruzalem blijft, zul je sterven, door de oorlog, door hongersnood of door de pest. Maar als je de stad verlaat en naar de Babyloniërs gaat, blijf je leven. Alleen zo kun je je leven redden. Want Jeruzalem wordt aan de koning van Babylonië gegeven. Zijn leger zal de stad veroveren.’’
Toen de leiders van Jeruzalem dat hoorden, gingen ze naar de koning. Het waren Sefatja, de zoon van Mattan, Gedalja, de zoon van Paschur, Juchal, de zoon van Selemja, en Paschur, de zoon van Malkia. 4 Zij zeiden tegen de koning: ‘Jeremia moet gedood worden! Zijn woorden hebben een gevaarlijke invloed op de mensen en op de soldaten die nog in de stad zijn. Hij zorgt ervoor dat iedereen de moed verliest! Hij wil helemaal niet het beste voor het volk, hij wil juist dat het slecht met hen afloopt!’
5 ‘Doe met Jeremia wat je wilt,’ zei de koning. ‘Ik kan jullie niet tegenhouden.’ 6 Toen namen ze Jeremia mee. Ze brachten hem naar de put van prins Malkia, in de kazerne bij het paleis. Met touwen lieten ze Jeremia in de put zakken. In de put zat geen water, maar wel modder. En daar zakte Jeremia in weg.
Jeremia wordt uit de put gehaald
7-8 Ebed-Melech, een Nubiër die voor de koning werkte, was op dat moment in het paleis. Toen hij hoorde wat er gebeurd was, ging hij meteen naar de koning, bij de Benjamin-poort. Hij zei: 9 ‘Koning, die mannen hebben een zware misdaad gepleegd! Ze hebben Jeremia in een put gegooid om hem te laten sterven van de honger. Maar er is toch al geen eten meer in de stad! Waarom moet hij doodgaan op zo’n vreselijke plek?’
10 Toen gaf de koning dit bevel aan Ebed-Melech: ‘Ga met dertig mannen naar die put toe, en haal Jeremia eruit, voordat hij sterft!’
11 Ebed-Melech nam dertig mannen mee naar de put. Eerst ging hij naar de kelders van het paleis om oude lappen te halen. Die liet hij met touwen naar beneden zakken in de put. 12 En hij zei tegen Jeremia: ‘Doe die lappen onder je armen, en doe dan de touwen eromheen.’
Toen Jeremia dat gedaan had, 13 trokken ze hem omhoog. Zo werd Jeremia uit de put gehaald.
Daarna bleef hij weer in de kazerne bij het paleis.
Sedekia laat Jeremia bij zich komen
14 Op een dag liet koning Sedekia Jeremia opnieuw bij zich komen, nu bij de derde poort van de tempel. Sedekia zei: ‘Vertel me wat Gods boodschap is. Houd het niet voor mij verborgen.’ 15 Jeremia antwoordde: ‘Maar als ik het u vertel, laat u mij doden. En u luistert toch niet als ik u raad geef.’
16 Toen deed de koning in het geheim deze plechtige belofte: ‘Jeremia, ik zal je niet doden. En ik zal je niet uitleveren aan de leiders die jou willen doden. Dat is zo zeker als de Heer leeft, die ons het leven gegeven heeft.’
Jeremia geeft Sedekia raad
17 Toen zei Jeremia tegen Sedekia: ‘Dit zegt de Heer, de machtige God, de God van Israël: ‘Ga de stad uit en geef je over aan de legerleiders van de Babyloniërs. Dan zul je in leven blijven, en zal Jeruzalem niet verbrand worden. Dan zullen jij en je familie blijven leven. 18 Maar als je je niet overgeeft, dan wordt Jeruzalem aan de Babyloniërs gegeven. Zij zullen de stad helemaal platbranden. En dan kun jij ook niet ontsnappen.’’
Sedekia is bang
19 Toen zei Sedekia tegen Jeremia: ‘Ik kan me niet overgeven! Ik ben bang voor de Judeeërs die de kant van de Babyloniërs gekozen hebben. Als ik aan die Judeeërs uitgeleverd word, zullen ze mij mishandelen.’
20 Jeremia zei: ‘De Babyloniërs zullen u niet uitleveren aan die Judeeërs. Luister toch naar de stem van de Heer! Doe wat ik namens hem tegen u zeg. Dan zult u in leven blijven, en dan zal het goed met u gaan.
21 Maar als u weigert om u over te geven, dan loopt het slecht af. De Heer heeft mij laten zien wat er dan zal gebeuren: 22 Alle vrouwen die nog in het paleis wonen, zullen naar de legerleiders van de Babyloniërs gebracht worden. Dan zullen ze over u zeggen: ‘De koning is bedrogen door zijn vrienden. Ze dwongen hem om in opstand te komen. Nu zit hij diep in de ellende, en zijn vrienden hebben hem in de steek gelaten.’
23 Luister, Sedekia. Al uw vrouwen en kinderen zullen naar de Babyloniërs gebracht worden. En ook uzelf zult niet kunnen ontsnappen. De koning van Babylonië zal u gevangennemen. En Jeruzalem zal helemaal platgebrand worden.’
Jeremia’s boodschap blijft geheim
24 Toen zei Sedekia tegen Jeremia: ‘Niemand mag weten wat je mij verteld hebt. Anders zullen ze je doden.
25 Als de leiders horen over onze ontmoeting, zullen ze naar je toe komen. Ze zullen je vragen: ‘Wat heb jij tegen de koning gezegd? En wat zei de koning tegen jou? Vertel op, anders doden we je!’ 26 Zeg dan dat je mij om hulp gesmeekt hebt met de woorden: ‘Alstublieft, laat mij niet teruggaan naar de gevangenis in het huis van Jonatan. Want daar ga ik dood!’’
27 De leiders kwamen inderdaad bij Jeremia en vroegen hem naar het gesprek met de koning. Jeremia zei precies wat hij van de koning moest zeggen. Toen lieten de leiders hem verder met rust. Want niemand van hen kwam te weten wat Jeremia echt tegen de koning gezegd had.
28 Jeremia bleef in de kazerne bij het paleis totdat Jeruzalem veroverd werd door de Babyloniërs.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap