Het einde van deze wereld
De tempel zal worden afgebroken
1 Toen ging Jezus weg uit de tempel. De leerlingen kwamen bij hem en zeiden: ‘Kijk eens naar al die gebouwen van de tempel!’ 2 Jezus zei: ‘Bekijk die gebouwen maar goed. Luister goed naar mijn woorden: Ze zullen helemaal worden afgebroken. Steen voor steen.’
3 Daarna ging Jezus naar de Olijfberg. Toen hij daar zat met zijn leerlingen, vroegen zij: ‘Wilt u ons vertellen wanneer dat allemaal gebeuren zal? Aan welk teken zullen we zien dat u komt en dat het einde van deze wereld gekomen is?’
Er zullen vreselijke dingen gebeuren
4 Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Pas op, laat je niet bedriegen! 5 Want het zal vaak gebeuren dat mensen mijn naam gebruiken. Ze zullen zeggen dat ze de messias zijn. Zo zullen ze veel mensen bedriegen.
6 Jullie zullen horen dat er oorlog is, of dat er oorlog komt. Maar je moet daar niet van schrikken. Want dat moet allemaal gebeuren, maar het is nog niet het einde. 7 Want eerst zullen alle volken en landen oorlog tegen elkaar voeren. Er zal hongersnood komen, en overal zullen aardbevingen zijn. 8 Dat is het begin van de grote rampen.
De leerlingen krijgen het moeilijk
9 Jullie zullen het moeilijk hebben. Sommigen van jullie zullen gedood worden. En alle mensen zullen jullie behandelen als vijanden, omdat jullie bij mij horen. 10 Veel mensen zullen hun geloof opgeven. Ze zullen elkaar behandelen als vijanden, en elkaar verraden. 11 Er zullen veel valse profeten komen, en die zullen de mensen bedriegen. 12 Er zullen steeds meer slechte dingen gebeuren op aarde. En veel gelovigen zullen hun liefde voor God en voor elkaar verliezen. 13 Maar iedereen die volhoudt tot het einde, die zal gered worden.
14 Het goede nieuws over Gods nieuwe wereld zal overal op aarde verteld worden. En als alle volken het gehoord hebben, zal het einde komen.
Er zal iets verschrikkelijks gebeuren
15 Op een dag zullen jullie iets verschrikkelijks zien: de Grote Verwoester. Die zal staan op de heilige plaats. De profeet Daniël heeft daar al over verteld. (Lezer, probeer te begrijpen wat dat betekent!)
16 Dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten. 17 Als je op dat moment buiten bij je huis bent, moet je meteen vluchten. Ga niet eerst naar binnen om nog iets te pakken. 18 Ook als je op het land aan het werk bent, moet je meteen vluchten. Ga niet eerst terug om je jas te halen.
19 Het zal een ramp zijn voor vrouwen die zwanger zijn of een baby hebben. 20 Bid tot God dat je niet in de winter hoeft te vluchten, of op sabbat. 21 Want wat er dan gebeurt, zal echt verschrikkelijk zijn. Zoiets is nog nooit gebeurd sinds het begin van de wereld. En zoiets zal daarna ook nooit meer gebeuren.
22 Gelukkig heeft God bepaald dat die verschrikkelijke tijd niet te lang zal duren. Anders zou niemand het volhouden. God heeft die tijd juist kort gemaakt, zodat de mensen die hij uitgekozen heeft, het kunnen volhouden.
Valse messiassen en profeten
23 In die tijd zullen mensen tegen jullie zeggen: ‘Kijk, dit is de messias.’ Of: ‘Dat is hem.’ Geloof die mensen niet! 24 Want er zullen allerlei valse messiassen en valse profeten komen. Ze zullen veel machtige wonderen doen. Zo proberen ze de mensen die door God uitgekozen zijn, te bedriegen. 25 Let op, ik heb jullie gewaarschuwd!
26 In die tijd zullen mensen tegen jullie zeggen dat de messias in de woestijn is. Of dat hij ergens in een huis is. Geloof dat niet, en ga er niet heen. 27 Want als de Mensenzoon komt, zal iedereen hem zien. Net zoals iedereen de bliksem in de lucht kan zien. 28 Als alle gieren naar één plek toe gaan, is het duidelijk dat daar een dood dier ligt. Net zo duidelijk zal de komst van de Mensenzoon zijn.
Jezus vertelt dat hij terug zal komen
29 Meteen na die verschrikkelijke tijd gebeurt dit: De zon wordt donker, de maan geeft geen licht meer. De sterren vallen naar beneden, en alles schudt heen en weer.
30 Dan wordt het teken van de Mensenzoon zichtbaar aan de hemel. Alle mensen op aarde zullen huilen en jammeren. Ze zien de Mensenzoon op de wolken uit de hemel komen. Hij komt als een machtige en schitterende koning. 31 Dan zal hij de engelen over de hele aarde sturen. Ze blazen op hun trompetten, en zo verzamelen ze alle mensen die bij de Mensenzoon horen. Overal vandaan, van de hele aarde.’
Het voorbeeld van de vijgenboom
32 Jezus gaf een voorbeeld: ‘Het is net als met de vijgenboom. Elk jaar zie je nieuwe bladeren aan zijn takken komen. Dan weet je dat het snel zomer wordt. 33 Dat geldt ook voor de dingen waarover ik verteld heb. Als je al die dingen ziet gebeuren, dan weet je dat het einde snel zal komen.
34 Luister goed naar mijn woorden: Sommige mensen die nu leven, zullen dat nog meemaken. 35 De hemel zal verdwijnen, en de aarde zal verdwijnen. Maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.’
De Mensenzoon komt onverwacht
36-37 Jezus zei: ‘De Mensenzoon zal onverwacht komen. Niemand weet precies wanneer dat gaat gebeuren. Ook de engelen in de hemel weten het niet. Zelfs ik weet dat niet. Alleen God, de Vader, weet dat.
Het zal net zo gaan als in de tijd van Noach. 38-39 Toen waren de mensen bezig met gewone dingen: met eten, drinken en trouwen. Niemand wist wat er ging gebeuren. Totdat de dag kwam dat Noach zijn boot in ging. Toen kwam plotseling de grote overstroming, en alle mensen verdronken. Net zo plotseling zal ook de Mensenzoon komen.
40 Als de Mensenzoon komt, mag niet iedereen met hem mee. Als er bijvoorbeeld twee mannen aan het werk zijn op het land, mag maar één van hen met de Mensenzoon mee. De ander moet achterblijven. 41 Of als er twee vrouwen graan aan het malen zijn, mag maar één van hen met de Mensenzoon mee. De ander moet achterblijven.
Blijf goed opletten
42 Blijf opletten! Want jullie weten niet wanneer jullie Heer zal komen. 43-44 Stel dat je van tevoren weet wanneer er een dief komt. Dan blijf je wakker en zorg je ervoor dat die dief niet bij je kan inbreken. Maar jullie weten niet wanneer de Mensenzoon komt. Dus moeten jullie altijd klaarstaan. Onthoud dat goed!
45 Wat doet een dienaar die trouw en verstandig is? Stel dat zijn heer op reis gaat. Hij geeft zijn dienaar de opdracht om goed voor alle knechten te zorgen. 46-47 Op een dag komt de heer terug. En hij ziet dat de dienaar inderdaad goed voor alle knechten zorgt. Luister goed naar mijn woorden: Die dienaar krijgt een beloning! Hij wordt verantwoordelijk voor het hele bezit van zijn heer.
48-49 Maar stel dat die dienaar slecht is en denkt: Mijn heer komt voorlopig niet terug. En hij begint de andere knechten te slaan. Hij eet zich vol en drinkt vrolijk mee met dronken kerels. 50 Stel dat de heer dan terugkomt op een moment dat de dienaar hem helemaal niet verwacht. 51 Dan zal de heer hem de zwaarste straf geven. Dan gaat die dienaar naar de plaats waar iedereen huilt van ellende en spijt. Daar gaan ook alle schijnheilige mensen naartoe.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap