Het wonder bij de Jordaan
De heilige kist wijst de weg
1 De volgende ochtend ging Jozua al heel vroeg met alle Israëlieten weg uit Sittim. Ze kwamen bij de plek waar ze de Jordaan wilden oversteken. Daar rustten ze eerst drie dagen uit.
2-3 Op de derde dag kregen de Israëlieten in het kamp een opdracht van hun leiders. De leiders zeiden: ‘Straks zullen de priesters de heilige kist van de Heer wegdragen. Als dat gebeurt, moeten jullie meegaan en achter de kist aan lopen. 4 Maar zorg wel dat jullie niet te dicht bij de heilige kist komen. Jullie moeten een kilometer afstand houden. De kist zal jullie de weg wijzen, want jullie zijn nog nooit in dit gebied geweest.’
5 Daarna zei Jozua tegen het volk: ‘Bereid je voor op een ontmoeting met de Heer, want morgen zal hij wonderen voor jullie doen.’ 6 En tegen de priesters zei Jozua: ‘Til de heilige kist op en ga op weg. Het volk zal jullie volgen.’ Zo gebeurde het.
De Heer maakt een pad door de Jordaan
7 Toen zei de Heer tegen Jozua: ‘Vanaf vandaag zal ik alle Israëlieten laten zien dat jij hun leider bent. Ze zullen merken dat ik jou help, net zoals ik Mozes geholpen heb. 8 Geef aan de priesters de volgende opdracht: ‘Ga een paar stappen de rivier in, en blijf daar dan staan.’’
9 Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: ‘Kom hier en luister naar de woorden van de Heer, jullie God. 10-13 Kies twaalf mannen uit, van elke stam één. De heilige kist van de Heer zal de Jordaan in gaan. Zodra de priesters hun voeten in het water zetten, zal het water stoppen met stromen. Zo zal de Heer van de hele aarde een pad door de rivier maken.
Op dat moment zullen jullie merken dat de levende God bij jullie is. En dan weten jullie dat hij het land aan jullie zal geven. Hij zal alle volken wegjagen: de Kanaänieten, de Hethieten, de Chiwwieten, de Perizzieten, de Girgasieten, de Amorieten en de Jebusieten.’
Het water stopt met stromen
14 Toen ging het volk op weg naar de Jordaan. De priesters liepen voorop met de heilige kist. 15 Ze kwamen bij de rivier. Het water stond heel hoog, zoals altijd in het voorjaar. Toen de priesters hun voeten in de rivier zetten, 16 stopte het water met stromen. Dat gebeurde daar ver vandaan, bij de steden Adam en Saretan. Daar werd het water tegengehouden, zodat het niet meer naar de Dode Zee kon stromen. En zo kon het hele volk de rivier oversteken, vlak bij Jericho.
17 Het hele volk liep over het droge stuk naar de overkant. Intussen bleven de priesters in het midden van de droge rivier staan. Ze hadden de heilige kist van de Heer vast, en wachtten totdat iedereen aan de overkant was.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap