Alles wordt anders
1 Jesaja, de zoon van Amos, was een profeet. Hij zag in een droom wat er met het land Juda en met Jeruzalem zou gebeuren. Nu volgt wat Jesaja nog meer gezegd heeft.
Er komt een dag dat er vrede zal zijn
2-3 Er komt een dag waarop alles anders wordt. Dan zal de tempel stevig staan, boven op de allerhoogste berg. Veel volken zullen zeggen: ‘Laten we naar de berg van de Heer gaan, naar de tempel van de God van Israël. Op de berg Sion zullen we de woorden van de Heer horen. Hij zal tegen ons spreken vanuit Jeruzalem. Hij zal ons leren wat we moeten doen. En wij zullen leven zoals hij het wil.’
Dan komen alle volken op die berg bij elkaar. 4 Daar zal God als een rechter tegen hen spreken. Hij zal hun leren wat goed en slecht is. Dan zullen ze hun zwaarden en speren laten smelten in het vuur, en ze zullen er gereedschap van maken. Dan zullen de volken niet meer tegen elkaar strijden, ze zullen niet meer weten wat oorlog is.
5 Volk van Israël, kom, ga mee! Laten we leven zoals de Heer het wil.
De Heer zal zijn volk straffen
De Israëlieten vereren afgoden
6 God, u houdt niet meer van uw volk. Want de Israëlieten doen dezelfde slechte dingen als de andere volken. Ze hebben dezelfde vreemde gewoontes als de volken uit het oosten. En ze luisteren naar waarzeggers, net als de volken uit het westen.
7 De Israëlieten worden steeds rijker. Hun land is vol zilver en goud. Hun stallen staan vol paarden, en er komen steeds meer wagens bij. 8 En hun land staat vol beelden van afgoden. De Israëlieten buigen voor goden die ze zelf gemaakt hebben. 9 Maar straks zullen ze moeten buigen voor hun vijanden! Want de Israëlieten moeten gestraft worden. Heer, u mag het hun niet vergeven!
De Heer zal trotse mensen straffen
10 Volk van Israël, verberg je tussen de rotsen, verstop je onder de grond. Vlucht weg, want de Heer komt eraan!
Als de Heer komt, zullen alle mensen vluchten. Iedereen zal bang voor hem zijn. 11 Ook trotse mensen zullen uit angst voor hem knielen en hun hoofd buigen. De dag dat de Heer komt, is dichtbij. Dan is de Heer de enige die groot en machtig is!
12 De dag dat de machtige Heer komt, is dichtbij. Dan zal hij alle mensen die zichzelf geweldig vinden, hard treffen. Mensen die zichzelf groot maken, zal hij klein maken. 13 Zijn woede zal alles treffen wat groot is. De hoge bomen op de Libanon-bergen. De eiken van Basan, die zo geweldig hoog zijn. 14 De bergen en de hoge heuvels. 15 Zijn woede zal alle hoge torens treffen, alle sterke muren van de stad. 16 En de grote schepen uit Tarsis, met kostbare spullen aan boord.
De mensen zullen bang zijn
17 De dag dat de Heer komt, is dichtbij! Dan is de Heer de enige die groot en machtig is! Trotse mensen worden vernederd, 18 afgoden zullen verdwijnen. 19 Op die dag verstoppen de mensen zich in de bergen. Of ze kruipen weg in een hol onder de grond. Ze vluchten weg. Want als de Heer zich laat zien, is iedereen bang. Bang voor zijn verschrikkelijke macht. Als hij komt, begint de aarde te beven!
20 Als die dag komt, behandelen de mensen hun afgoden als afval. Die zelfgemaakte beelden van zilver en goud zijn dan voor de muizen en de ratten. De mensen zullen nooit meer voor die afgoden knielen.
21 Op die dag verstoppen de mensen zich in de bergen, en ze kruipen weg in de rotsen. Ze vluchten weg. Want als de Heer zich laat zien, is iedereen bang. Bang voor zijn verschrikkelijke macht. Als hij komt, begint de aarde te beven!
Op mensen kun je niet vertrouwen
22 Zoek maar geen hulp bij mensen. Want mensen betekenen helemaal niets. Zonder adem zijn ze niets meer.