We moeten goed leven
Je leven moet een offer voor God zijn
1 Vrienden, jullie weten hoe goed God voor ons is. Daarom vraag ik jullie: Geef jezelf als een geschenk aan God. Laat je leven een offer zijn dat God graag wil aannemen. Dat betekent: leef als mensen die bij God horen. Want dat is de juiste manier om God te vereren.
2 Doe niet zoals de mensen die zonder God leven, maar leef als nieuwe mensen. Want God geeft jullie de wijsheid om zijn wil te kennen. Daardoor weten jullie wat goed en volmaakt is, en waar God blij mee is.
Iedereen heeft een eigen functie
3 Jullie weten hoe goed God voor mij geweest is. Luister daarom naar wat ik tegen jullie zeg. Denk niet van jezelf dat je geweldig bent. Nee, wees verstandig en bedenk goed dat er voor God maar één ding belangrijk is: dat je gelooft in Jezus Christus.
4 Het lichaam is één geheel, maar het bestaat uit veel delen. En al die delen hebben een eigen functie. 5 Net zo vormen wij samen één lichaam, want we horen allemaal bij Christus. Maar we hebben wel allemaal onze eigen functie. 6 Want God heeft aan ieder van ons een bijzonder geschenk gegeven. Zo goed is hij voor ons.
De één krijgt een boodschap van God, een boodschap die past bij ons geloof. 7 Een ander heeft een bijzondere taak in de kerk, en voert die uit als een goede dienaar. Weer een ander geeft uitleg over God en doet dat goed. 8 Iemand die anderen oproept om vol te houden, moet hen ook echt steunen. Iemand die iets uitdeelt aan anderen, moet niet hopen op voordeel voor zichzelf. Iemand die anderen hulp geeft, moet dat met aandacht doen. Iemand die iets goeds doet voor anderen, moet dat met plezier doen.
Houd van elkaar
9 Jullie liefde voor elkaar moet echt zijn. Blijf ver weg van alles wat slecht is, en houd vast aan alles wat goed is.
10 Houd van elkaar zoals broers en zussen van elkaar houden. Laat altijd zien dat je respect hebt voor de ander. 11 Doe dat met heel je hart, laat de heilige Geest in je werken, en dien God, de Heer. 12 Laat zien dat je blij bent omdat je op God vertrouwt. Houd vol als je in moeilijkheden komt, en blijf altijd bidden. 13 Steun de christenen die hulp nodig hebben. En ontvang ze hartelijk in je huis.
Doe altijd het goede
14 Als mensen je in moeilijkheden brengen, bid dan voor hen. Vraag God niet om hen te straffen, maar bid voor hen.
15 Jullie moeten altijd met elkaar meeleven, in vreugde en in verdriet. 16 Vergeet nooit dat jullie als christenen allemaal gelijk zijn. Je moet jezelf niet belangrijker vinden dan anderen. Wees tevreden met een onbelangrijke plaats, en wees niet eigenwijs.
17 Als iemand je kwaad doet, doe hem dan geen kwaad terug. Maar laat aan alle mensen zien dat jullie het goede willen doen. 18 Doe je uiterste best om met iedereen in vrede te leven.
19 Beste vrienden, neem geen wraak op anderen. Laat het straffen over aan God. Want in de heilige boeken zegt God: «Ik ben het die straft. Ik geef ieder mens wat hij verdient.» 20 Dus als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten. Als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Daarmee laat je zien dat niet jij, maar God hem zal straffen. 21 Laat je niet overwinnen door het kwaad. Maar overwin het kwaad door het goede.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap