Micha klaagt over het land
Niemand is eerlijk
1-2 O, wat voel ik me ongelukkig! Ik ben op zoek naar een goed mens, maar ik kan er niet één vinden! Ik voel me als iemand die honger heeft. Hij zoekt een tros druiven of een lekkere vijg, maar vindt er niet één. Want alle druiven en vijgen zijn al geoogst.
Alle mensen die trouw waren aan God, zijn uit het land verdwenen. Er is niemand meer die eerlijk is. Iedereen gebruikt geweld, iedereen probeert anderen in de val te laten lopen. 3 De mensen zijn goed geworden in kwaad doen. Ambtenaren en rechters laten zich omkopen in rechtszaken. En mensen met veel invloed zeggen in een rechtszaak wat voor henzelf het beste is. Zo zorgen ze er met z’n allen voor dat er op een oneerlijke manier rechtgesproken wordt. 4 Zelfs de eerlijkste van hen is nog gemener dan de stekels van een doornstruik.
Al die oneerlijke mensen zullen binnenkort gestraft worden. Dan zullen ze vreselijk schrikken. Zo zal gebeuren wat de profeten al tegen hen gezegd hadden.
Niemand is meer te vertrouwen
5 Vertrouw geen andere mensen meer. Vertrouw ook je vrienden niet. Wees voorzichtig met wat je zegt, zelfs tegen je eigen vrouw. 6 Want in deze tijd kunnen zelfs familieleden je vijanden zijn. Zonen hebben geen respect meer voor hun vader, dochters verzetten zich tegen hun moeder, en schoondochters verzetten zich tegen hun schoonmoeder.
7 Maar ik blijf vertrouwen op de Heer. Ik blijf wachten op de God die mij zal redden. Hij zal mij helpen, want hij is mijn God.
Het komt weer goed met Israël
De Heer zal het volk weer helpen
8 Vijanden van Israël, spot maar niet met ons! Ons volk is wel verslagen, maar we zullen weer opstaan! We leven wel in het donker, maar de Heer zal een licht voor ons zijn.
9 Wij hebben niet gedaan wat de Heer wil. Daarom moeten we zijn straf verdragen. Maar uiteindelijk zal hij ons weer helpen. Hij zal een eind maken aan het onrecht dat onze vijanden ons aandoen. En hij zal alles weer goedmaken voor ons. Dan zullen we zien hoe de Heer ons redt.
10 Ook onze vijanden zullen dat zien, en ze zullen zich vernederd voelen. Eerst zeiden ze nog tegen ons: ‘Waar is de Heer dan, die God van jullie?’ Maar binnenkort zullen we zien hoe ze vertrapt worden. Ze zullen vertrapt worden als vuil op straat.
Het volk zal terugkeren
11 Er komt een dag dat de Israëlieten de muren van hun steden weer zullen opbouwen. In die tijd zal hun gebied veel groter worden. 12 Dan zullen alle Israëlieten weer terugkeren naar hun eigen land, vanuit Assyrië, Egypte en Babylonië. Ze zullen komen van overal in de wereld, van verre zeeën en van hoge bergen.
13 Maar de rest van de aarde zal dan helemaal verwoest worden. Dat zal gebeuren omdat de mensen zo veel misdaden hebben gepleegd.
Micha bidt om bevrijding
14 Heer, zorg voor ons. Zorg voor uw volk, zoals een herder voor zijn schapen zorgt. Laat ons wonen in ons eigen vruchtbare land. Laat ons weer leven in Basan en Gilead, net als vroeger. 15 En laat ons weer wonderen zien, zoals in de tijd dat u ons bevrijdde uit Egypte.
16 Als de andere volken dat zien, zullen ze zich vernederd voelen. Ze zullen al hun kracht verliezen. Ze zullen zo schrikken, dat ze niets meer kunnen zeggen en niets meer kunnen horen. 17 Ze zullen doodsbang zijn voor de Heer, onze God. En ze zullen bevend naar hem toe komen. Hun angst zal zo groot zijn, dat ze naar hem toe kruipen, zoals een slang door het stof kruipt.
De Heer is een God die vergeeft
18 Er is niemand zoals u, God. U bent een God die schuld vergeeft. U kijkt niet meer naar de fouten van uw volk. U blijft niet altijd boos, maar u wilt ons graag uw liefde laten zien. 19 U zult medelijden met ons krijgen, u zult onze schuld wegnemen. En u zult nooit meer denken aan wat we verkeerd gedaan hebben.
20 U zult trouw zijn aan uw volk, het volk van Abraham en Jakob. U zult uw volk liefhebben, zoals u vroeger aan onze voorvaders beloofd hebt.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap