Trouw niet met een vrouw van je vader
1 Een man mag niet trouwen met een vrouw van zijn vader. Want dat is een schande voor zijn vader.’
Andere regels
Wie niet bij het volk van de Heer horen
2 Mozes zei verder tegen de Israëlieten: ‘Mannen bij wie de zaadballen beschadigd zijn, mogen niet bij het volk van de Heer horen. Dat geldt ook voor mannen bij wie de penis afgesneden is. 3 Ook kinderen uit een verboden relatie mogen niet bij het volk van de Heer horen. Dat geldt ook voor hun nakomelingen, tot aan de tiende generatie.
4 Ook de Ammonieten en Moabieten zullen nooit bij het volk van de Heer horen. 5 Want zij gaven jullie geen eten en drinken toen jullie uit Egypte kwamen. En zij wilden dat Bileam, de zoon van Beor uit Aram-Naharaïm, een vloek over jullie zou uitspreken. 6 Maar de Heer, jullie God, heeft toen niet naar Bileam geluisterd. Hij heeft van de vloek zelfs een zegen gemaakt! Dat deed hij omdat hij van jullie hield.
7 Omdat de Ammonieten en Moabieten toen niet goed voor jullie waren, mogen jullie hen nooit helpen. Help hen niet om rijk of gelukkig te worden.
8 Maar voor de Edomieten moeten jullie wel respect hebben, want zij zijn familie van jullie. En wees ook goed voor de Egyptenaren, want jullie hebben als vreemdelingen in hun land gewoond. 9 De Edomieten en de Egyptenaren mogen nu nog niet bij het volk van de Heer horen, maar hun kleinkinderen en de volgende generaties wel.
Houd het legerkamp schoon
10 Als jullie oorlog gaan voeren, moet het legerkamp schoon blijven. Ook mag er niemand in het kamp zijn die onrein is.
11 Daarom moet een soldaat die ’s nachts een zaadlozing gehad heeft, het legerkamp verlaten. Hij moet de hele dag buiten het kamp blijven. 12 Als het weer donker wordt, moet hij zich wassen. En pas als de zon helemaal onder is, mag hij weer in het kamp komen.
13 Ook moet er buiten het legerkamp een plek zijn waar jullie je behoefte kunnen doen. 14 Zorg dat je steeds een tentpin bij je hebt, waarmee je een gat in de grond kunt maken. Je moet boven dat gat op je hurken gaan zitten. En je moet het gat ook weer dichtmaken.
15 Houd het kamp dus schoon. Het moet rein blijven, want de Heer, jullie God, is bij jullie. Hij helpt jullie om de vijanden te verslaan. Als hij merkt dat het kamp vies of onrein is, zal hij jullie in de steek laten.
Help slaven die gevlucht zijn
16 Als een slaaf bij zijn meester weggelopen is en bij jullie komt, breng hem dan niet terug. 17 Hij mag bij jullie blijven. En hij mag zelf kiezen in welke stad hij gaat wonen. Jullie mogen geen misbruik van hem maken.
Werk niet voor andere goden
18 Geen enkele Israëliet mag bij de tempel van de Heer werken voor andere goden, vrouwen niet en mannen niet. 19 En als er toch mensen zijn die daarmee geld verdienen, dan mogen ze dat niet aan de Heer geven. Ook al hebben ze dat aan hem beloofd. Want aan zulk geld heeft de Heer een grote hekel.
Vraag geen rente binnen je eigen volk
20 Stel dat je geld leent aan een andere Israëliet, of voedsel of nog iets anders. Dan mag je geen rente vragen. 21 Je mag wel rente vragen aan een vreemdeling, maar niet aan iemand van je eigen volk.
Als jullie je aan die regel houden, dan zal de Heer, jullie God, goed voor jullie zijn. Dan zal hij zorgen dat jullie rijk en gelukkig worden in het land dat jullie in bezit gaan nemen.
Doe wat je belooft
22 Stel dat je belooft om iets te doen voor de Heer, je God. Dan moet je daar niet te lang mee wachten. Doe snel wat je beloofd hebt. Anders zal de Heer je straffen.
23 Als je helemaal niets beloofd hebt, kun je ook niet gestraft worden. 24 Maar als je wel iets beloofd hebt, moet je je daar ook aan houden. Want je hebt er helemaal zelf voor gekozen om het aan de Heer te beloven.
Als je over iemands land loopt
25 Stel dat je door de wijngaard van iemand anders loopt. Dan mag je daar net zo veel druiven eten als je wilt. Maar je mag de druiven niet in een zak stoppen en meenemen.
26 En als je door iemands korenveld loopt, mag je met je hand wat koren plukken. Maar je mag het koren niet gaan oogsten.