Koning Joas van Juda
Joas wordt koning van Juda
1-2 Joas werd koning van Juda toen Jehu zeven jaar koning van Israël was. Joas was toen zeven jaar oud. Hij regeerde veertig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Sibja, en ze kwam uit de stad Berseba.
Joas is een goede koning
3 Joas deed zijn hele leven wat de Heer wilde. Jojada, de hogepriester, had hem dat geleerd. 4 Maar toch verdwenen de offerplaatsen niet, het volk bleef daar offers brengen.
Het geld van de tempel
5-6 Joas zei tegen de priesters van de tempel in Jeruzalem: ‘Jullie mogen al het geld houden dat bij de tempel binnenkomt. Alles wat jullie persoonlijk ontvangen. Dat is het geld dat mensen als belasting aan jullie betalen, en het geld dat ze vrijwillig naar de tempel brengen. Maar dan moeten jullie er wel voor zorgen dat de tempel hersteld wordt.’
De tempel wordt niet hersteld
7 Maar toen Joas 23 jaar koning was, was de tempel nog steeds niet hersteld. De priesters hadden er nog niets aan gedaan.
8 Toen liet Joas hogepriester Jojada en de andere priesters bij zich komen. Hij zei: ‘Waarom zorgen jullie niet dat de tempel hersteld wordt? Voortaan mogen jullie het geld dat jullie ontvangen, niet meer zelf houden. Het moet apart gehouden worden voor het werk aan de tempel.’
9 De priesters vonden dat goed. Ze zouden geen geld meer aannemen van de mensen. En ze zouden ook niet meer zelf voor het herstel van de tempel zorgen.
Het geld gaat in een kist
10 Hogepriester Jojada maakte een gat in het deksel van een kist. Hij zette die kist neer bij het altaar, rechts bij de ingang van de tempel. De priesters die de ingang bewaakten, deden al het geld voor de tempel in de kist. 11 Als ze zagen dat er veel geld in zat, lieten ze de hogepriester en de schrijver van de koning komen. Die telden het geld, en deden het in zakjes.
Het geld wordt gebruikt voor de tempel
12-13 Daarna ging het geld naar de mannen die het werk aan de tempel controleerden. Zij betaalden er de arbeiders mee: de timmermannen, de metselaars, de mannen die de stenen op maat hakten, en alle andere arbeiders. Ze gebruikten het geld ook om stenen en hout te kopen, en wat er nog meer nodig was. Daarmee kon de tempel van de Heer hersteld worden.
14 Het geld werd niet gebruikt voor zilveren schalen, messen, offerschalen, trompetten of andere dingen van zilver of goud. 15 Het ging allemaal naar de mannen die het werk aan de tempel van de Heer controleerden. 16 Die mannen hoefden niet te vertellen wat er precies met het geld gedaan was. Want ze waren eerlijk en betrouwbaar.
17 Er kwam ook geld binnen voor de offers. Dat geld werd niet voor het werk aan de tempel gebruikt. Het ging naar de priesters.
Hazaël wil Jeruzalem aanvallen
18 In die tijd viel koning Hazaël van Aram de stad Gat aan, en hij veroverde die stad. Daarna wilde hij Jeruzalem aanvallen. 19 Maar koning Joas van Juda zorgde ervoor dat dat niet gebeurde. Hij stuurde kostbare voorwerpen uit de tempel naar Hazaël. Dat waren voorwerpen die Joas en zijn voorvaders Josafat, Joram en Achazja als geschenk aan de Heer gegeven hadden. En Joas stuurde ook al het goud uit de schatkamers van de tempel en het paleis naar Hazaël.
Toen ging Hazaël weg met zijn leger. Hij viel Jeruzalem niet aan.
De dood van Joas
20-22 De dienaren van Joas kwamen tegen hem in opstand. Ze maakten samen een plan om hem te doden. Ze doodden Joas in Bet-Millo, dat aan de weg naar Silla ligt. Zijn moordenaars heetten Jozachar, de zoon van Simat, en Jozabad, de zoon van Somer.
Alle andere verhalen over Joas staan opgeschreven in de boeken over de koningen van Juda.
Joas werd na zijn dood bij zijn voorouders begraven in het oude deel van Jeruzalem. Zijn zoon Amasja volgde hem op.