Jeruzalem is God vergeten
Het is geen tijd om feest te vieren
1-3 Inwoners van Jeruzalem, luister. De Heer zegt tegen jullie: ‘Waarom is er overal feest in de stad? Waarom schreeuwen jullie en waarom zijn jullie zo blij? Waarom klimmen jullie van vreugde op het dak van je huis?
Jullie hebben geen reden om feest te vieren, want jullie soldaten zijn niet als helden gestorven in de strijd. Nee, ze zijn gevlucht, samen met hun legerleiders. En daarna zijn ze gevangengenomen, zonder zich te verzetten. Ze zijn allemaal opgepakt, ook de soldaten die heel ver weg waren gevlucht. Dat gebeurde in het Dal van het Uitzicht.’
Jesaja huilt omdat zijn volk verslagen is
4 Daarom zeg ik tegen jullie: Laat mij nu maar alleen. Dan zal ik huilen van verdriet. Probeer me maar niet te troosten. Ik huil omdat we verslagen zijn.
5-6 Want de dag dat de machtige Heer kwam, was een verschrikkelijke dag. Op die dag zijn de soldaten uit Elam gekomen. De mensen waren bang, ze raakten in paniek. In het Dal van het Uitzicht hoorde je geschreeuw om hulp. Tot hoog in de bergen hoorde je mensen roepen. De soldaten uit Elam stonden klaar met hun wapens, en hun paarden en wagens. Ook de soldaten uit Kir stonden klaar met hun schilden. 7 De soldaten reden met hun wagens om Jeruzalem heen. Daarna vielen ze de poorten van de stad aan. 8 Vanaf toen was Juda geen veilig land meer.
Jeruzalem is God vergeten
Inwoners van Jeruzalem, op die dag hebben jullie gekeken of er in het paleis genoeg wapens waren. 9-11 Jullie hebben gezien hoeveel gaten er waren in de muur om de oude stad. Jullie hebben gekeken welke huizen in Jeruzalem afgebroken moesten worden. En met die stenen hebben jullie de stadsmuur versterkt. Ook hebben jullie ervoor gezorgd dat er genoeg water was in de stad. Dat water hebben jullie uit de oude vijver gehaald.
Maar jullie hebben niet gekeken of God jullie kon helpen. God, die deze stad gemaakt heeft. God, die allang wist wat zijn plannen waren met Jeruzalem.
Jeruzalem rouwt niet, maar viert feest
12 Op die dag heeft God, de machtige Heer, jullie gevraagd om te rouwen. Jullie moesten je hoofd kaalscheren en rouwkleren aantrekken. 13 Maar in plaats daarvan vierden jullie de hele tijd feest. Jullie hebben koeien geslacht, en schapen en geiten. Jullie hebben veel vlees gegeten en veel wijn gedronken. Jullie zeiden: ‘Laten we lekker eten en drinken. Morgen gaan we toch dood.’
14 Luister! Dit zegt de machtige Heer tegen jullie: ‘Jullie hebben slechte dingen gedaan. Ik zal het jullie nooit vergeven.’
Jeruzalem krijgt een nieuwe bestuurder
God straft Sebna
15 God, de machtige Heer, heeft tegen mij gezegd: ‘Jesaja, je moet naar Sebna gaan. Hij is de belangrijkste bestuurder in het paleis. 16 Vraag hem: ‘Wat doe je hier? Heb je hier soms familie? Waarom heb je zo’n mooi graf laten maken voor jezelf, hoog in de bergen?’
17-19 En daarna moet je het volgende tegen hem zeggen: ‘Luister, Sebna. Dit zegt de Heer tegen jou: Jij geeft geen goed voorbeeld. Door jou schaamt de koning zich voor zijn paleis. Ik zal daarom zorgen dat je niet langer de belangrijkste bestuurder in het paleis bent. Je zult straks niet in je eigen graf liggen. Nee, je zult heel ergens anders sterven. De mooi versierde wagens die jou naar je graf brengen, zullen een heel andere kant op gaan. Want ik zal jou oppakken als een bal en je ver weggooien. Je zult in een groot land terechtkomen, hier ver vandaan.
Eljakim wordt de nieuwe bestuurder
20 Sebna, als die dag komt, zal ik Eljakim, de zoon van Chilkia, laten komen. Hij is mijn dienaar. 21 Ik zal hem jouw kleren geven en ook je riem, het teken van je macht. Hij zal als een vader zorgen voor de inwoners van Jeruzalem en voor de mensen in Juda.
22 Ik zal Eljakim de sleutel geven van het paleis van David. Met die sleutel heeft hij macht: Als hij een deur opent, kan niemand hem weer sluiten. Als hij een deur sluit, kan niemand hem weer openen. 23 Ik zal zorgen dat hij heel veel macht krijgt. Hij zal een belangrijke bestuurder worden. En daardoor zal iedereen respect hebben voor zijn familie.
Eljakim krijgt last van zijn eigen familie
24-25 Maar er komt een dag dat Eljakim niet zo veel macht meer heeft. Dat komt door zijn eigen kinderen en kleinkinderen. Want die willen allemaal dat Eljakim voor hen zorgt. Het is net als met potten en pannen die allemaal aan één haak hangen. Zo’n haak zal losraken en alle potten en pannen zullen op de grond vallen. Precies zo zal Eljakim zijn macht verliezen. En daardoor zullen ook zijn nakomelingen geen macht meer hebben.’’
Dat heeft de machtige Heer gezegd.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap