Wijsheid spreekt over zichzelf
Wijsheid geeft de mensen lessen
1 Wijsheid gaat naar de mensen toe. Ze komt iets belangrijks vertellen, iedereen moet het horen. 2 De stem van Wijsheid klinkt overal: boven op de heuvels, langs de wegen, 3 en bij de poorten van de stad. Overal hoor je haar stem. Ze roept:
4 ‘Mensen, luister allemaal naar mij! Ik ben Wijsheid, ik spreek jullie toe! 5 Domme mensen, word toch eens verstandig! Dwaze mensen, denk toch eens na!
6 Luister goed! Ik zeg waardevolle dingen, je kunt op mijn woorden vertrouwen. 7 Want ik vertel alleen de waarheid, ik haat leugens. 8 Alles wat ik zeg, is betrouwbaar. Niets is slecht of oneerlijk. 9 Als je verstandig bent en inzicht hebt, zul je mijn woorden begrijpen. Dan zijn ze duidelijk en eenvoudig.
10 Mijn lessen moeten belangrijker voor je zijn dan zilver, en mijn woorden waardevoller dan goud. 11 Want ik ben meer waard dan edelstenen. Niets op de hele wereld is zo waardevol en belangrijk als ik, helemaal niets!
Wijsheid geeft mensen raad
12 Ik ben Wijsheid. Ik ben altijd verstandig. Ik denk altijd goed na, en daarom heb ik inzicht. 13 Ik heb eerbied voor de Heer, en daarom haat ik het kwaad. Ik heb een hekel aan trotse mensen, aan leugenaars en aan mensen die kwaad doen.
14 Ik geef altijd goede raad. Ik zorg voor inzicht, ik geef kracht. 15-16 Met mijn hulp kunnen koningen regeren en leiders heersen. Door mij weten bestuurders wat goed en eerlijk is, en zijn rechters rechtvaardig.
Wijsheid vertelt waar ze te vinden is
17 Ik ben Wijsheid. Ik heb iedereen lief die mij liefheeft. Iedereen die mij zoekt, zal mij vinden. 18 Ik kan mensen rijk en machtig maken. Ik kan hun een goed en eerlijk leven geven. 19 Wat ik geef, is meer waard dan het mooiste zilver. Het is kostbaarder dan het zuiverste goud.
20 Ik ben overal waar mensen eerlijk en goed met elkaar leven. 21 Mensen die mij liefhebben, maak ik rijk. Ik geef ze kostbare schatten.
Wijsheid vertelt waar ze vandaan komt
22 De Heer had mij, Wijsheid, al gemaakt voordat hij de hemel en de aarde maakte. 23 Ik ben helemaal in het begin gemaakt. Nog voordat er iets anders was, nog voordat de aarde bestond.
24 Ik was er al toen de zee er nog niet was. En toen er nog geen water door de rivieren stroomde. 25 Ook de bergen bestonden nog niet, en er waren nog geen heuvels. 26 De Heer had de aarde en de velden nog niet gemaakt. Er was nog geen zandkorrel te vinden.
27 Ik was er al toen de Heer de hemel maakte. En toen hij een grens maakte tussen het water en de lucht. 28 Ik was er al toen de Heer de wolken een plaats gaf aan de hemel. Ik was er al toen het water overal begon te stromen. 29 Toen de Heer grenzen maakte voor de zee, en de zee hem moest gehoorzamen. Ik was er al toen de Heer de aarde stevig vastzette.
30 Ik was zijn lieveling. Het was heerlijk om bij hem te zijn, elke dag opnieuw. 31 Ik was blij met de aarde en met alle mensen!
Wijsheid wil je gelukkig maken
32 Luister daarom goed naar mij! Ik ben Wijsheid. Als je naar mij luistert, zul je gelukkig zijn. 33 Luister naar mijn lessen, dan word je wijs. Doe niet alsof je mijn lessen niet hoort. 34 Zoek mij steeds weer op, en blijf in mijn buurt. Dan zul je gelukkig zijn.
35 Als je mij zoekt en mij vindt, zul je leven. En de Heer zal van je houden. 36 Maar als je mij niet zoekt, komt je leven in gevaar. Als je mij haat, zul je sterven.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap