De kracht van de heilige Geest
Christenen hebben de heilige Geest
1 Vrienden, ik wil jullie ook iets vertellen over de bijzondere krachten die we van de heilige Geest gekregen hebben.
2 Vroeger geloofden jullie niet in Jezus Christus. Toen knielden jullie zonder nadenken voor beelden. Jullie vereerden allerlei goden die niet eens kunnen praten! 3 Maar nu zeggen jullie: ‘Jezus is onze Heer!’ Dat kun je alleen zeggen als God je de heilige Geest gegeven heeft. Want mensen zonder Gods Geest zouden zeggen: ‘Weg met Jezus!’
De bijzondere krachten van de Geest
4-6 Dankzij de heilige Geest hebben wij allerlei bijzondere krachten. Toch is er maar één heilige Geest. In de kerk hebben mensen allerlei taken gekregen. Toch is er maar één Heer. Door Gods macht kunnen christenen allerlei wonderen doen. Toch is er maar één God. En het is God die ons al die verschillende dingen laat doen.
7 Allemaal hebben wij de kracht van de heilige Geest gekregen. Daarmee moeten we elkaar helpen. 8-9 Sommigen van ons kunnen wijze woorden spreken. Anderen hebben veel kennis. Sommigen hebben een heel sterk geloof. Anderen kunnen zieke mensen beter maken. En dat allemaal door die ene heilige Geest!
10 Sommigen hebben de kracht om wonderen te doen. Anderen kunnen een boodschap van God vertellen. Weer anderen kunnen zo’n boodschap uitleggen. Ook zijn er mensen die in vreemde klanken kunnen spreken, en er zijn anderen die kunnen uitleggen wat die klanken betekenen.
11 Al die dingen kunnen wij doen dankzij de ene heilige Geest. Die ene Geest bepaalt welke bijzondere kracht hij aan ieder van ons geeft.
Christenen vormen samen één geheel
12 Het menselijk lichaam is één geheel, maar het bestaat uit veel delen. En al die verschillende delen vormen samen dat ene lichaam. Net zo vormen wij samen één lichaam, want we horen allemaal bij Christus. 13 We zijn allemaal gedoopt. We hebben allemaal die ene heilige Geest gekregen. Dat geldt voor Joden en voor niet-Joden, voor slaven en voor vrije mensen. Wij vormen samen één geheel.
Alle delen van het lichaam zijn nodig
14 Een lichaam bestaat niet uit één deel, maar uit veel verschillende delen.
15 Stel dat de voet zegt: ‘Jammer, ik hoor niet bij het lichaam, want ik ben geen hand.’ Dat kan de voet wel zeggen, maar een voet hoort toch echt bij het lichaam! 16 Of stel dat het oor zegt: ‘Jammer, ik hoor niet bij het lichaam, want ik ben geen oog.’ Dat kan het oor wel zeggen, maar een oor hoort toch echt bij het lichaam!
17 Als het hele lichaam alleen maar uit ogen bestond, dan zouden we niet kunnen horen. En als het hele lichaam alleen maar uit oren bestond, dan zouden we niet kunnen ruiken. 18 God heeft elk deel van het lichaam een eigen taak gegeven. Precies zoals hij dat wilde.
Alle delen van het lichaam zijn belangrijk
19-20 Een lichaam bestaat dus uit veel delen, en al die delen zijn verschillend. Want als ze allemaal hetzelfde waren, zouden ze nooit met elkaar één lichaam kunnen vormen.
21 Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig.’ En het hoofd kan niet tegen de voeten zeggen: ‘Ik heb je niet nodig.’ 22 Nee, natuurlijk niet! Sommige delen van het lichaam lijken minder belangrijk, maar we hebben ze toch echt nodig.
23 Ons lichaam heeft ook delen waarvoor we ons schamen, en delen waarmee we onze behoefte doen. Maar juist voor die delen zorgen we extra goed, en we bedekken ze zorgvuldig met kleding. 24 De delen van het lichaam waar we trots op zijn, hebben die extra zorg niet nodig.
We zorgen dus extra goed voor die delen van ons lichaam die dat nodig hebben. God heeft dat zo gewild, toen hij de mens maakte. 25 Want hij wil niet dat het ene deel van het lichaam zichzelf belangrijker vindt dan het andere deel. Nee, alle delen van het lichaam moeten met elkaar verbonden zijn. 26 Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook. En als één deel van het lichaam extra goed verzorgd wordt, genieten alle andere delen daar ook van.
Alle krachten van de Geest zijn belangrijk
27 Zo is het ook met jullie. Jullie vormen samen één kerk, ieder van jullie hoort erbij. Want jullie horen allemaal bij Christus.
28 En in de kerk geeft God de mensen allerlei functies en bijzondere krachten. Er zijn apostelen, profeten en leraren. Er zijn mensen die wonderen kunnen doen, en mensen die zieken kunnen genezen. Er zijn mensen die anderen kunnen helpen en steunen in hun geloof. En er zijn mensen die in vreemde klanken kunnen spreken.
29 Niet iedereen is een apostel, of een profeet, of een leraar. Niet iedereen kan wonderen doen. 30 Niet iedereen kan zieken genezen. Niet iedereen kan in vreemde klanken spreken, of uitleggen wat die klanken betekenen.
31 En voor welke bijzondere krachten moeten jullie nu de meeste waardering hebben? Voor de krachten waarmee andere mensen geholpen worden. En voor de krachten waarmee het geloof van anderen sterker gemaakt wordt.
Maar eerst ga ik jullie vertellen over iets dat nog veel belangrijker is dan de bijzondere krachten van de Geest: dat is de liefde.