God laat iets nieuws gebeuren
Het volk van Israël is onbetrouwbaar
1-2 De Heer zegt: ‘Volk van Israël, luister! Jullie zijn de nakomelingen van Jakob. Jullie komen uit de stam Juda. Jullie naam is Israël. Jullie noemen jezelf inwoners van de heilige stad Jeruzalem. Jullie noemen mij God van Israël, Machtige Heer. Jullie zoeken hulp bij mij en jullie zeggen dat je mij vereert. Maar jullie zijn oneerlijk en onbetrouwbaar!
3 Lang geleden heb ik al voorspeld wat er zou gaan gebeuren. Iedereen kon het horen. En nu is het opeens gebeurd. 4-5 Ik heb het lang geleden voorspeld, omdat ik wist dat jullie ongehoorzaam zijn. Ik wilde niet dat jullie zouden zeggen: ‘Onze afgoden hebben het voorspeld, zij hebben het laten gebeuren.’
6 Jullie hebben dus mijn woorden gehoord, en jullie hebben gezien wat er daarna gebeurd is. Waarom hebben jullie de mensen dan niet gewaarschuwd?
De Heer gaat iets nieuws doen
Nu ga ik iets nieuws vertellen. Iets wat jullie nog niet eerder gehoord hebben, iets wat jullie niet konden zien. 7 Iets wat er nooit geweest is. Iets waarvan je nog nooit gehoord hebt. Het is nu pas ontstaan. Je kunt dus niet zeggen: ‘Dat wist ik allang.’ 8 Nee, hier hebben jullie nog nooit van gehoord. Je wist niet dat zoiets kon gebeuren.
Volk van Israël, ik weet dat ik jullie niet kan vertrouwen. Jullie hebben mij al zo vaak in de steek gelaten! 9 Ik ben woedend, maar ik zal me inhouden. Ik zal jullie niet doden. Want ik ben een goede en betrouwbare God. 10 Maar ik zal jullie wel straffen. Ik heb jullie vaak gestraft, zodat jullie weer zouden luisteren. Maar die straffen hebben niets geholpen. Daarom zal ik jullie nu heel zwaar straffen. 11 Ik doe dat voor mezelf, voor mij alleen. Want ik wil dat iedereen eerbied voor mij heeft. En ik wil mijn eer niet met een ander delen!’
De Heer stuurt Cyrus naar Babel
12 De Heer zegt: ‘Volk van Israël, luister naar mij. Ik heb jullie uitgekozen. Ik blijf steeds dezelfde God. Ik ben de eerste en ik ben de laatste. 13 Ik alleen heb de aarde gemaakt. Ik heb de hemel als een koepel boven de aarde gezet. Als ik de sterren roep, dan komen ze tevoorschijn.
14 Kom allemaal hier en luister! Wie heeft gezegd: ‘Ik stuur koning Cyrus, hij is mijn vriend. Hij zal doen wat ik wil. Hij zal met zijn leger de Babyloniërs straffen’? Hebben andere goden dat gezegd? 15 Nee! Ik heb dat gezegd. Ik heb Cyrus geroepen. Ik zal zorgen dat hij komt, en dat zijn plannen slagen.
16 Kom hierheen en luister! Al vanaf het begin heb ik tegen jullie gesproken. Iedereen kon het horen. Vanaf het begin van alles was ik er. Ik ben God, de Heer. Ik heb mijn dienaar Cyrus gestuurd, en ik heb hem mijn geest gegeven.’
De Heer bevrijdt zijn volk
17 De Heer zegt: ‘Volk van Israël, ik ben de heilige God. Ik zal jullie bevrijden. Ik ben de Heer, jullie God. Ik leer jullie wat goed voor je is. Ik vertel hoe jullie moeten leven.
18 Als jullie naar mijn regels geluisterd hadden, dan was er nu vrede en dan was alles nu goed. Die vrede zou er altijd zijn, zoals een rivier die altijd stroomt. 19 En als jullie naar mijn regels geluisterd hadden, zouden jullie veel meer nakomelingen hebben. Je zou ze niet kunnen tellen, zoals je het zand bij de zee niet kunt tellen. En dan zou ik jullie nooit vergeten, ik zou altijd aan jullie blijven denken.
20 Volk van Israël, ga weg uit Babel. Vlucht weg voor de Babyloniërs, en roep: ‘We zijn vrij! De Heer heeft zijn dienaar Israël bevrijd!’ Laat iedereen het horen, maak het overal bekend.
21 Ik leid jullie door de woestijn. Jullie zullen geen dorst hebben, want ik zal water uit de rotsen laten stromen. 22 Maar dit zeg ik ook: Alleen de mensen die mij trouw zijn, zullen in vrede leven.’