Maak Gods boodschap bekend
1-2 Maak Gods boodschap bekend. Het maakt niet uit of mensen er graag naar willen luisteren of niet. Je moet mensen die iets slechts gedaan hebben, streng toespreken en straffen. Maar je moet mensen ook nieuwe moed geven met je uitleg. Doe dat met veel geduld.
Dat is wat ik van je vraag, Timoteüs. En God en Jezus Christus weten dat. Jezus Christus zal komen als de hemelse koning. Dan zal hij rechtspreken over iedereen, over de levenden en de doden.
Doe je werk goed
3 De tijd komt dat mensen zich zullen verzetten tegen de juiste uitleg van het geloof. Ze zullen leraren zoeken die passen bij hun eigen ideeën, en die zeggen wat ze graag horen. 4 De mensen zullen niet meer naar de waarheid luisteren, maar naar verzonnen verhalen.
5 Maar, Timoteüs, jij moet altijd helder blijven nadenken. Je moet niet bang zijn om te lijden. Doe je werk als boodschapper van het goede nieuws. En voer die taak goed uit.
Paulus heeft zijn werk goed gedaan
6 Binnenkort komt er een einde aan mijn leven. Mijn leven is een offer voor God geweest. 7 Ik heb gevochten voor het ware geloof. Ik heb de opdracht die ik van God gekregen heb, helemaal uitgevoerd. En ik heb mijn geloof niet verloren.
8 Het enige waar ik nog op wacht, is het eeuwige leven. Dat zal de Heer mij als beloning geven op de dag dat hij komt als rechtvaardige rechter. Dan geeft hij het eeuwige leven niet alleen aan mij, maar aan alle mensen die naar zijn komst verlangd hebben.
Slot van de brief
Kom snel
9 Beste Timoteüs, doe je best om zo snel mogelijk bij me te komen, 10 want Demas heeft me verlaten. Hij hield te veel van het leven, en was niet bereid om te sterven. Daarom is hij naar Tessalonica vertrokken. Crescens is naar Galatië gegaan, en Titus naar Dalmatië. 11-12 Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd. Nu is alleen Lucas nog bij mij.
Haal Marcus op en breng hem mee, want hij kan mij goed helpen bij het werk voor het goede nieuws.
13 Ik heb mijn jas laten liggen bij Karpus in Troas. Als je komt, neem die jas dan voor me mee. En neem ook de heilige boeken mee, ik bedoel die boeken van leer.
14 Alexander, de smid, heeft me veel kwaad gedaan. De Heer zal hem zijn verdiende loon geven! 15 Ook jij moet voor hem oppassen, want hij verzet zich hevig tegen onze uitleg.
De Heer heeft Paulus geholpen
16 Toen ik de eerste keer voor de rechter moest komen, heeft niemand mij geholpen. Alle mensen lieten me in de steek. Ik hoop dat ze daar niet voor gestraft worden.
17 Maar de Heer heeft me gesteund en me kracht gegeven. Daardoor kon ik toen alles vertellen over het goede nieuws, en hebben alle volken het gehoord.
De Heer heeft me gered, het is alsof ik gered ben uit de bek van een leeuw. 18 En de Heer zal me blijven beschermen tegen alle slechte daden van mensen. Hij zal me veilig naar de hemel brengen, waar hij koning is. Alle eer aan hem voor altijd en eeuwig! Amen.
Groeten
19 Groet Prisca en Aquila van mij, en ook Onesiforus en zijn familie. 20 Erastus is in Korinte gebleven, en Trofimus heb ik ziek achtergelaten in Milete. 21 Probeer voor de winter bij me te komen, Timoteüs!
Je krijgt de groeten van Eubulus, Pudens, Linus, Claudia en alle andere christenen.
22 Ik wens je toe dat de Heer bij je is, en dat hij goed is voor jullie allemaal.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap