Jeruzalem zal aangevallen worden
1-3 De Heer zegt: ‘Jeruzalem is de stad waar mijn altaar staat. Jeruzalem is de stad die door koning David veroverd werd. Inwoners van Jeruzalem, doe zoals altijd. Vier elk jaar jullie feesten. Maar let op, het zal slecht aflopen met jullie stad!
Want ik zal legers sturen om Jeruzalem aan te vallen. Die zullen de stad omsingelen, zodat jullie niet meer weg kunnen. De stad zal door vuur verwoest worden. En dan zullen jullie verdriet hebben en rouwen.
4 En dan liggen jullie daar. Dan kunnen jullie alleen nog zachtjes piepen en fluisteren. Dan lijkt het alsof jullie stemmen van diep onder de aarde komen. Ze klinken als de stemmen van geesten in het land van de dood.’
De Heer zal Jeruzalem redden
5 Maar opeens zullen de vijanden verdwijnen. Opeens zullen die machtige legers weg zijn, net als zand dat wegwaait in een storm. 6 Want de machtige Heer zal komen. Hij komt met donder en bliksem. De aarde zal beven, en het lawaai zal verschrikkelijk zijn. Het zal hevig stormen, en er zal overal vuur zijn.
7 De vijanden zullen verdwijnen, de vijanden die Jeruzalem aanvielen en jullie gevangen wilden nemen. Opeens zullen ze weg zijn. Het is net als met een nare droom, die weg is als je wakker wordt.
8 De vijanden zullen moeten vluchten. Nu dromen ze ervan om Jeruzalem te veroveren, maar dat zal niet gebeuren. Het is net als met iemand die honger heeft. Zo iemand droomt steeds dat hij eet. Maar als hij wakker wordt, heeft hij nog steeds honger.
De leiders begrijpen niet wat er gebeurt
9 Leiders van Jeruzalem, jullie staan daar maar, jullie lijken wel blind! Ga maar door alsof er niets aan de hand is. De profeten en de priesters lijken wel dronken. Ze doen vreemd, maar dat komt niet door de wijn. Ze staan niet stevig meer op hun benen, maar dat komt niet door de drank. 10 Nee, dat komt door de Heer. Hij heeft ervoor gezorgd dat jullie niet zien wat er gebeurt. Het lijkt wel alsof jullie heel diep slapen. Zelfs jullie profeten begrijpen niet meer wat er gebeurt.
11 Jullie begrijpen niet wat de profeten jullie vertellen. Niemand van jullie kan de boodschap van de Heer begrijpen. Zijn boodschap lijkt op een boek dat je niet kunt openen. Als je aan iemand die kan lezen, vraagt: ‘Lees dat boek eens,’ dan zal hij zeggen: ‘Dat kan ik niet, want ik kan het boek niet openen.’ 12 En als je het aan iemand vraagt die niet kan lezen, dan zal hij zeggen: ‘Ik kan niet lezen.’
Israël wil de Heer niet echt vereren
13 De Heer zegt: ‘Volk van Israël, jullie zeggen dat je mij wilt vereren. Maar jullie doen dat alleen met woorden, en niet met je hart. Jullie doen het alleen omdat andere mensen zeggen dat het zo hoort. Jullie hebben eerbied voor mij, maar alleen omdat het moet.
14 Daarom zal ik opnieuw grote wonderen doen. Dingen waarover iedereen zich zal verbazen! Dan zullen jullie niets meer hebben aan de wijsheid van jullie profeten en jullie leiders.’
Sommige mensen verbergen alles voor de Heer
15 Er zijn mensen in het land die alles in het geheim doen. Zij verbergen voor de Heer wat ze gaan doen. Ze zeggen: ‘Niemand kan ons zien, niemand weet wat wij doen!’
16 Maar met die mensen zal het slecht aflopen! Want zij doen alsof ze belangrijker zijn dan de Heer, die hen gemaakt heeft. Dat is hetzelfde als klei belangrijker maken dan de pottenbakker. Maar kan klei tegen de pottenbakker zeggen: ‘Jij hebt me niet gemaakt’? Kan een vaas tegen de pottenbakker zeggen: ‘Dat had beter gekund’? Nee!
Alles zal anders worden
17 Nog even, en dan wordt alles anders. Dan zullen er weer bomen groeien op de Libanon-bergen. En ook de berg Karmel zal weer prachtige bossen hebben.
18 Op die dag kunnen dove mensen horen. Ze zullen horen hoe iemand voorleest uit een boek. En voor blinde mensen is het dan niet meer donker. Zij zullen dan kunnen zien. 19 Mensen die het moeilijk hebben, zullen weer blij zijn met de Heer. Zij zullen juichen voor de heilige God van Israël.
20-21 Op die dag hebben de onderdrukkers geen macht meer. Dan is het afgelopen met die brutale heersers, en met alle mensen die kwaad willen doen. Dan is het afgelopen met iedereen die eerlijke mensen beschuldigt. Dan is het afgelopen met iedereen die goede rechters wegstuurt!
Israël krijgt weer eerbied voor God
22 De Heer zegt tegen de Israëlieten: ‘Ik ben de God die Abraham bevrijd heeft. Jullie zullen niet langer vernederd worden. Jullie hoeven je niet meer te schamen. 23 Als jullie zien wat ik voor jullie doe, dan zullen jullie weer eerbied hebben voor mij, de God van Jakob. Dan zullen jullie zeggen dat ik de heilige God ben.
24 Iedereen zal dan begrijpen wat ik doe. Zelfs de mensen die nu in de war zijn of over alles klagen.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap