Vertrouw alleen op de Heer
Zoek geen hulp bij Egypte
1 De Heer zegt: ‘Volk van Israël, het zal slecht met jullie aflopen! Want jullie zijn eigenwijs. Jullie bedenken plannen zonder mij om hulp te vragen. Jullie maken afspraken met andere volken, terwijl ik dat niet wil. En zo wordt jullie schuld steeds groter.
2 Jullie gaan naar Egypte zonder mij om raad te vragen. Jullie denken dat je veilig bent in Egypte, jullie denken dat de farao jullie zal beschermen. 3 Maar dat zal niet gebeuren. Want de farao kan jullie niet beschermen, en Egypte is niet veilig voor jullie. Dan zullen andere volken jullie uitlachen.
4-5 Jullie leiders zullen geen hulp krijgen van Egypte. Ook al gaan ze zelf naar Egypte toe, naar de steden Soan of Chanes. De Egyptenaren zullen jullie niet helpen. Ze kunnen niets voor jullie doen. Jullie zullen teleurgesteld zijn en vernederd worden.
Egypte is een monster zonder tanden
6-7 Jullie gaan op weg naar het zuiden, naar Egypte. Jullie reizen door een land vol gevaren, een land vol wilde dieren. Jullie ezels en kamelen dragen tassen met geschenken voor Egypte. Maar Egypte kan jullie niet helpen, ook al lijkt dat land heel sterk. Daarom noem ik Egypte een monster zonder tanden.’
Jesaja moet iets opschrijven
8-11 De Heer zei tegen mij: ‘Jesaja, pak een bord en schrijf het volgende op: ‘Het volk van Israël is ongehoorzaam en niet te vertrouwen. Want ze willen niet luisteren naar de wetten van de Heer.’
Tegen hun profeten zeggen ze: ‘We hebben jullie dromen niet nodig. Vertel ons niet de waarheid, vertel ons alleen wat we graag willen horen. We willen dat jullie tegen ons liegen. Zeg toch niet steeds hetzelfde, praat niet steeds over die heilige God. Vertel ons eens wat nieuws!’
Schrijf die woorden duidelijk op, zodat ze voor altijd bewaard blijven.’
Israël vertrouwde op geweld en bedrog
12 De heilige God van Israël zegt: ‘Volk van Israël, jullie hebben niet naar mij geluisterd. Jullie dachten dat je alles kon oplossen met geweld en bedrog. 13 Daarom zijn jullie schuldig. En jullie schuld zal steeds groter worden. Het is net als met een scheur in een muur. Die wordt ook steeds groter, totdat de muur instort!
14 Jullie schuld zal zo groot worden, dat er niets van jullie overblijft. Zoals er niets overblijft van een kruik die met veel kracht kapotgeslagen wordt. Van zo’n kruik blijven alleen kleine scherven over. Daar heb je helemaal niets meer aan.’
Israël wilde niet op God vertrouwen
15 De Heer, de heilige God van Israël, zegt: ‘Stel dat jullie rustig gebleven waren. Stel dat jullie alleen op mij vertrouwd hadden. Stel dat jullie bij mij teruggekomen waren. Dan had ik jullie gered! Maar jullie wilden niet op mij vertrouwen. Jullie waren ongeduldig. 16 Jullie zeiden: ‘Nee! We vluchten weg voor onze vijanden. Op onze paarden gaan we er zo snel mogelijk vandoor.’
Straks zullen jullie echt moeten vluchten! Maar dan zullen de vijanden jullie inhalen. 17 En dan blijft er niets van jullie leger over. Als maar één vijand jullie bedreigt, zullen duizend van jullie soldaten vluchten. En als vijf vijanden jullie bedreigen, zal jullie hele leger vluchten!
Wat blijft er dan van jullie leger over? Alleen maar een vlag op de top van een berg.’
God zal weer goed zijn voor Israël
18 Toch zal de Heer op jullie wachten. Hij wacht totdat hij weer goed voor jullie kan zijn. Hij wacht totdat hij weer van jullie kan houden. Want de Heer is een rechtvaardige God. En iedereen die op hem vertrouwt, zal gelukkig zijn.
19 Jullie hoeven niet meer te huilen, inwoners van Jeruzalem! Want God zal weer goed voor jullie zijn. Als hij jullie hoort roepen om hulp, zal hij antwoord geven. 20 Als jullie in gevaar zijn, zal hij jullie te eten en te drinken geven.
God vertelt hoe zijn volk moet leven
God zelf leert jullie hoe je moet leven. Hij zal zich niet langer verbergen. Nee, hij zal zich laten zien. Jullie zullen God met eigen ogen zien. 21 Jullie zullen een stem horen die zegt: ‘Zo moet je leven. Nu moet je dit doen, en nu moet je dat doen.’
22 Dan zullen jullie je leven veranderen. En jullie zullen zeggen: ‘Weg met die beelden van zilver en goud!’ Jullie zullen die godenbeelden weggooien als afval.
Het land zal weer vruchtbaar zijn
23 Volk van Israël, als jullie je leven veranderd hebben, zal de Heer jullie regen geven. Dan zal hij regen geven voor het zaad dat jullie gezaaid hebben. Van jullie akkers zal heerlijk voedsel komen! Jullie schapen zullen overal gras kunnen vinden. 24 En de koeien waarmee de boer op het land werkt, zullen het beste voer krijgen. Dat voer wordt speciaal voor ze uitgezocht.
25-28 Op die dag zal er overal in het land weer water zijn. Het water zal van de bergen en heuvels door grote en kleine rivieren naar beneden stromen. De zon en de maan zullen sterker gaan schijnen. Het licht van de maan zal even sterk zijn als het licht van de zon. En het licht van de zon zal zeven keer zo sterk zijn als normaal. Dan is één dag net zo licht als zeven dagen bij elkaar.
Op die dag zal de Heer voor jullie zorgen. Dan zullen jullie geen pijn meer lijden.
De vijanden zullen gedood worden
Als de Heer komt, zullen jullie vijanden gedood worden. Hun hoge torens zullen omvallen. Let op, want de Heer zal zelf komen om de vijanden te straffen. Hij komt van ver, en hij is woedend! Als hij komt, is er overal rook. Als hij spreekt, is er overal vuur. Zijn stem maakt net zo veel lawaai als een wild stromende rivier.
Hij zal de andere volken bang maken met grote rampen. Door zijn woede zullen ze in paniek raken. De Heer zal die volken helemaal in de war brengen.
De Israëlieten zullen feestvieren
29 Maar jullie, volk van Israël, zullen feestvieren. Jullie zullen liederen zingen, net als op de avond voordat er een groot feest is. Jullie zullen heel vrolijk zijn. Net zo vrolijk als wanneer jullie naar de berg van de Heer gaan. Daar maken jullie muziek voor de Heer, op wie jullie vertrouwen.
De Heer zal de vijanden doden
30-31 De machtige Heer zal komen om de vijanden te straffen. Hij is woedend! Hij zal hen straffen met vuur, overstromingen en hagel. Alles zal verwoest worden. De Heer zal zijn stem laten horen.
De Assyriërs zullen schrikken als de Heer zijn stem laat horen. De Heer zal hen straffen. Hij zal ze slaan met een stok, 32 hij zal ze steeds blijven slaan. En dan zullen de Israëlieten muziek maken, overal zul je trommels horen.
33 De lichamen van de Assyriërs zullen verbrand worden, samen met het lichaam van hun koning. De plek waar ze verbrand zullen worden, is al klaar. Het is een grote, diepe kuil, met in het midden vuur en veel hout. En de Heer zelf zorgt voor het vuur, hij zorgt ervoor dat het hout blijft branden.