Regels over graanoffers
Het offeren van meel
1 De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: ‘Als iemand een graanoffer wil brengen aan de Heer, moet hij fijn meel gebruiken. Hij moet er olijfolie overheen gieten en er wierook bij leggen.
2 Dat offer moet naar de priesters uit de familie van Aäron gebracht worden. Zij moeten een handvol meel met olie pakken, en dat met alle wierook verbranden op het altaar. Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.
Er hoeft maar een handvol meel verbrand te worden. Dat is een teken voor het hele offer. 3 De rest van het meel is voor de priesters. Het meel is heel heilig, omdat het bij een offer voor de Heer hoort.
Regels voor het offeren van brood
4 Voor een graanoffer kunnen verschillende soorten brood gebruikt worden. Iemand kan een brood offeren dat in een oven gebakken is. Dat brood moet gemaakt zijn van fijn meel zonder gist. Het kan een dik brood zijn, dat met olijfolie gemaakt is. Maar het kan ook een dun brood zijn, waar alleen olie op gesmeerd is.
5 Iemand kan ook een brood offeren dat op een vuur gebakken is. Dat brood moet ook gemaakt zijn van fijn meel, gemengd met olijfolie. En er mag geen gist in zitten. 6 Het brood moet in stukken gebroken worden, en er moet olijfolie overheen gegoten worden. Dan is het geschikt als offer.
7 Ten slotte kan iemand ook een brood offeren dat in een pan gebakken is. Ook dat brood moet van fijn meel en olijfolie gemaakt zijn.
8 Het offer moet aangeboden worden aan de Heer. Het moet aan de priester gegeven worden, en die moet het naar het altaar brengen. 9-10 De priester moet een deel van het offer verbranden op het altaar. Dat deel is een teken voor het hele offer. De rest is voor de priesters. Het brood is heel heilig, omdat het bij een offer voor de Heer hoort.
Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.
Nog meer regels over graanoffers
11 Voor een graanoffer mag geen brood met gist gebruikt worden. Want gist en honing mogen nooit als offer verbrand worden. 12 Jullie mogen gist en honing wel aan de Heer aanbieden om hem te danken voor de oogst. Maar je mag ze nooit verbranden op het altaar.
13 Bij al jullie graanoffers moeten jullie zout toevoegen aan het meel. Dat zout is een teken van de afspraken die God met jullie gemaakt heeft. Want die afspraken blijven altijd bestaan, net zoals voedsel langer blijft bestaan door zout. Ook bij al je andere offers moet je zout toevoegen.
14 Als jullie met een graanoffer de Heer willen danken voor de oogst, moet je geroosterd graan of platgeslagen graan gebruiken. 15 Daar moet olijfolie overheen gegoten worden, en er moet wierook bij gelegd worden. Dan is het geschikt als graanoffer.
16 De priester moet een deel van het offer verbranden. Dat is een teken voor het hele offer.’’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap