Paulus als voorbeeld
Paulus’ rechten als apostel
1 Natuurlijk heb ik de vrijheid om te doen wat ik wil. Ik ben een apostel! Onze Heer Jezus zelf heeft mij de opdracht gegeven om het goede nieuws te vertellen. En door mijn werk zijn jullie gaan geloven. 2 Ik heb niet overal het goede nieuws van God verteld. Maar wel bij jullie. En doordat jullie geloven, bewijzen jullie dat ik een apostel ben.
3 Sommigen van jullie vinden mij geen echte apostel. Want ik werk anders dan andere apostelen. Ik zal jullie vertellen waarom ik het zo doe.
4-6 Apostelen hebben het recht om hun vrouw mee te nemen op hun reizen. Petrus en de broers van onze Heer Jezus hebben dat recht. En ik heb dat recht natuurlijk ook!
Verder hoeven apostelen niet te werken voor hun eigen eten. Ze hebben het recht om van andere christenen eten en drinken te krijgen. Barnabas en ik hebben dat recht natuurlijk ook!
Paulus heeft recht op eten en drinken
7 Trouwens, ook een soldaat hoeft niet voor zijn eigen eten te zorgen. Iemand die een wijngaard aanlegt, mag zelf van de druiven eten. En een herder heeft het recht om de melk van zijn schapen te drinken.
8 Dat zijn zomaar een paar voorbeelden uit het dagelijks leven. Maar ook in de wet vinden we zulke regels. 9-10 In de wet van Mozes staat: «Als je bij de graanoogst een koe gebruikt, mag je de bek van de koe niet dichtbinden.» Die regel geldt niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen. God wil dat mensen die op het land werken, een deel van de oogst krijgen.
11 Die regel geldt ook voor mij. Ik heb bij jullie gezaaid: ik heb jullie namelijk verteld hoe je de hemelse rijkdom kunt krijgen. Dan mag ik ook oogsten: ik heb recht op een deel van jullie aardse rijkdom.
Paulus zorgt voor zijn eigen eten
12-14 Jullie weten dat priesters in de tempel mogen eten van het voedsel dat aan God geofferd wordt. Ook de mensen die het goede nieuws vertellen, hebben het recht om van de christenen eten en drinken te krijgen. Dat is een regel van de Heer Jezus zelf!
Andere apostelen hebben zich door jullie laten verzorgen. Daar hadden ze recht op. En ik had daar nog veel meer recht op dan zij! Maar ik heb niets van jullie aangenomen. Ik heb het moeilijk, maar dat vind ik niet erg. Want ik wil maar één ding: het goede nieuws over Christus vertellen zonder er iets voor te vragen.
Paulus vraagt geen geld
15 Ik heb nooit iets van jullie aangenomen. En dat schrijf ik niet omdat ik nu toch nog geld van jullie wil krijgen. Nee, dan ga ik nog liever dood van de honger! Ik ben er juist trots op dat ik me niet laat betalen voor mijn werk als apostel.
16 Ik wil er niet over opscheppen dat ik als apostel het goede nieuws vertel. Want ik moet dat doen, in opdracht van God. En hij zou mij zwaar straffen als ik het niet zou doen.
17 Ik moet dus mijn werk doen, of ik het nu leuk vind of niet. Maar ik doe het graag. En ik krijg loon! 18 Mijn loon is dat ik vol trots kan zeggen: Ik vertel het goede nieuws zonder er iets voor terug te krijgen. De christenen hoeven mij niet het geld of het eten te geven waar ik recht op heb.
Paulus past zich aan
19 Omdat ik van niemand geld aanneem, ben ik helemaal vrij. Maar ik gebruik die vrijheid om me aan te passen aan alle mensen met wie ik omga. Zo wil ik zo veel mogelijk mensen voor het geloof winnen.
20 Als ik bij Joden ben, gedraag ik me als een Jood. Dat doe ik om hen voor het geloof te winnen. Mijn leven wordt niet beheerst door de Joodse wet. Toch gedraag ik me bij mensen die leven volgens de Joodse wet, als iemand die ook leeft volgens die wet. Dat doe ik om hen voor het geloof te winnen.
21 Bij mensen die niet leven volgens de Joodse wet, gedraag ik me als iemand die ook niet leeft volgens die wet. Dat doe ik om ook die mensen voor het geloof te winnen. Maar ik leef natuurlijk wel volgens de wet van Christus, en ik doe precies wat God van mij vraagt.
22 Bij christenen met een zwak geloof gedraag ik me als iemand die ook een zwak geloof heeft. Zo zorg ik ervoor dat ze vasthouden aan hun geloof.
Ik pas me dus altijd aan, aan alle mensen met wie ik omga. En dan zijn er altijd wel een paar die gered zullen worden, omdat ze gaan geloven. 23 Zo doe ik mijn best om aan iedereen het goede nieuws te vertellen. En ik hoop dat ik ook zelf in Gods nieuwe wereld kom.
De prijs is het eeuwige leven
24-25 Je kunt christenen vergelijken met hardlopers die meedoen aan een wedstrijd. Net zoals hardlopers moeten wij veel opgeven in ons leven. En net zoals hardlopers hebben ook wij er alles voor over om de eerste prijs te winnen. Maar wij willen geen gewone prijs. Voor ons is de prijs het eeuwige leven.
26 Ook ik probeer die prijs te winnen. Ik weet precies wat ik wil. 27 En daarom ben ik streng voor mezelf, en verdraag ik alles wat me overkomt. Want ik wil niet alleen dat anderen door mijn werk het eeuwige leven krijgen. Nee, ik wil ook zelf het eeuwige leven krijgen!