Regels voor slaven
1 Slaven moeten respect hebben voor hun meester. Want dan kunnen ongelovige mensen geen slechte dingen zeggen over God of het geloof.
2 Stel dat een slaaf een gelovige meester heeft. Dan mag hij niet denken: Ik hoef mijn meester niet te gehoorzamen, want we zijn allebei christen. Nee, die slaaf moet zijn meester juist extra goed dienen. Want hij is door het geloof en de liefde met zijn meester verbonden.
Valse leraren
Beste Timoteüs, vertel alles wat ik geschreven heb, aan de andere christenen. En zeg dat ze zich eraan moeten houden.
3-4 Mensen die andere dingen beweren, denken dat ze alles weten. Maar zulke mensen weten niets. Want ze zijn het niet eens met de wijze woorden van onze Heer Jezus Christus, en met de uitleg van ons geloof. Ze maken graag ruzie, ze houden van nutteloze discussies. Ze denken alleen aan zichzelf, zoeken ruzie, vloeken en spreken kwaad over anderen. 5 Ze beginnen voortdurend felle discussies. Ze zijn hun verstand kwijt, en kennen de waarheid niet meer. Ze denken dat ze het geloof kunnen gebruiken om geld te verdienen.
Het geloof brengt rijkdom
6 Het geloof brengt inderdaad grote rijkdom voor iedereen die tevreden is. 7 Toen we op de wereld kwamen, hadden we niets bij ons. En als we de wereld verlaten, kunnen we ook niets meenemen. 8 We hebben eten en kleren. Laten we daar tevreden mee zijn.
9 Mensen die rijk willen worden, laten zich verleiden om slechte dingen te doen. Met hun dwaze en verkeerde verlangens brengen ze zichzelf in gevaar. Het loopt verkeerd met hen af, ze verliezen uiteindelijk hun leven. 10 Het verlangen naar geld is de oorzaak van alles wat slecht is. Sommige christenen wilden zo graag rijk worden, dat ze het geloof kwijtgeraakt zijn. En zo brengen ze zichzelf in grote problemen.
De strijd voor het geloof
Doe goed je best
11 Timoteüs, jij bent een christen, en je moet geen slechte dingen doen. Doe je best om het goede te doen, om te leven als gelovige, en om op God te vertrouwen. Houd van de mensen, en wees geduldig en vriendelijk. 12 Blijf strijden voor het geloof! Zorg dat je het eeuwige leven krijgt, waarvoor God je uitgekozen heeft. Denk aan wat je beloofd hebt: dat je alles overhebt voor het geloof. Alle christenen waren erbij toen je dat hardop beloofde.
Houd je aan je opdracht
13-14 Timoteüs, doe alles wat ik je geschreven heb, en doe dat op een volmaakte manier. God, die aan iedereen het leven geeft, weet dat ik dat van je vraag. En Christus, die open en eerlijk de waarheid vertelde aan Pontius Pilatus, weet dat ook. Blijf alles doen wat ik je geschreven heb, totdat onze Heer Jezus Christus komt. 15 God beslist wanneer dat zal zijn.
Want God is de volmaakte en enige heerser. Hij is de hoogste Heer en koning. 16 Hij is de enige die eeuwig bestaat. Hij woont in het licht, waar geen mens kan komen. En geen mens heeft hem ooit gezien, of kan hem zien. Alle eer en macht aan God, voor altijd! Amen.
Rijke mensen
17 Vertel de rijke mensen van deze wereld dat ze niet trots moeten zijn. Ze moeten niet vertrouwen op rijkdom, want die kun je makkelijk verliezen. Ze moeten vertrouwen op God. Hij geeft ons meer dan genoeg om van te genieten.
18 Vertel de rijke mensen ook dat ze zo veel mogelijk goede daden moeten doen. En dat ze hun bezit moeten delen met anderen. 19 Zo zijn ze goed voorbereid op de toekomst. Want zo zorgen ze ervoor dat ze het eeuwige leven krijgen.
Slot van de brief
20 Beste Timoteüs, verdedig de juiste uitleg van het goede nieuws, die ik je geleerd heb. Pas op voor de valse leraren en voor alle praatjes waarmee ze God beledigen. Zij noemen het kennis, maar het is onzin. 21 De mensen die zulke dingen beweren, zijn hun geloof kwijtgeraakt.
Ik wens je toe dat de Heer goed is voor jullie allemaal.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap