Jezus vertelt wat er zal gebeuren
1 Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Ik vertel jullie deze dingen nu, zodat jullie straks je geloof niet verliezen. 2 Want jullie zullen het moeilijk krijgen. Mensen zullen jullie verbieden om in de synagoge te komen. En ze zullen zelfs proberen om jullie te doden. Ze denken dat ze God daarmee dienen. 3 Dat komt doordat ze de Vader en mij niet kennen.
4 Ik vertel jullie deze dingen nu al. Binnenkort zal het allemaal gaan gebeuren. Dan zullen jullie aan mijn woorden terugdenken.
De heilige Geest maakt alles duidelijk
Ik heb jullie die dingen niet eerder verteld, want ik was steeds bij jullie. 5 Maar nu ga ik terug naar degene die mij gestuurd heeft. En niemand van jullie vraagt: ‘Waar gaat u heen?’ 6 Jullie zijn alleen maar diep bedroefd over wat ik gezegd heb.
7 Luister, dit is de waarheid: het is alleen maar goed voor jullie dat ik wegga. Want anders kan jullie helper, de heilige Geest, niet komen. Ik zal hem naar jullie toe sturen als ik bij God ben.
8-11 De helper komt om alles duidelijk te maken. Hij maakt duidelijk wat zonde is: dat mensen niet in mij willen geloven. Hij maakt duidelijk wat Gods goedheid is: dat ik naar de Vader ga. (Daarom zullen jullie mij dus niet meer zien.) En hij maakt duidelijk wat het oordeel is: dat Satan, de heerser van deze wereld, gestraft wordt.
De heilige Geest brengt de waarheid
12 Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het nu nog niet begrijpen. 13 Als de heilige Geest komt, zal hij aan jullie de waarheid bekendmaken. Hij zal jullie helpen om de waarheid helemaal te begrijpen. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar hij zal zeggen wat hij van mij hoort. Hij zal jullie vertellen wat er zal gebeuren aan het einde van de tijd.
14 Zo zal de heilige Geest mij de hoogste eer geven. Want de waarheid die hij bekendmaakt, komt van mij. 15 Alles wat van de Vader is, is ook van mij. Daarom zeg ik: De waarheid die hij bekendmaakt, komt van mij.’
Jezus zal weggaan en terugkomen
16 Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Over een korte tijd zien jullie mij niet meer. En dan, na weer een korte tijd, zullen jullie mij terugzien.’
17-18 Een paar leerlingen zeiden tegen elkaar: ‘Wat zou hij daarmee bedoelen? Hij heeft toch ook gezegd dat hij naar de Vader gaat? Wat bedoelt hij dan met ‘een korte tijd’? We begrijpen er niets van.’
19 Jezus wist dat de leerlingen hem die dingen wilden vragen. Hij zei: ‘Jullie praten met elkaar over mijn woorden: ‘Over een korte tijd zien jullie mij niet meer. En dan, na weer een korte tijd, zullen jullie mij terugzien.’ Jullie willen weten wat dat betekent. 20 Luister heel goed naar mijn woorden: Ik zal sterven. Jullie zullen verdriet hebben en huilen, terwijl de mensen van deze wereld blij zijn. Jullie zullen diep bedroefd zijn, maar jullie verdriet zal veranderen in vreugde.
Er komt een tijd van vreugde
21 Een vrouw die een kind krijgt, heeft het moeilijk. Als het kind geboren wordt, heeft ze veel pijn. Maar als het kind er eenmaal is, denkt ze niet meer aan de pijn. Dan is ze blij omdat haar kind geboren is.
22 Zo is het ook met jullie. Nu hebben jullie het moeilijk. Maar straks zullen jullie mij terugzien. Dan zullen jullie vol vreugde zijn, en niemand kan die blijdschap dan nog van jullie afnemen. 23 Dan stellen jullie mij geen vragen meer, omdat jullie alles begrijpen.
Luister heel goed naar mijn woorden: De Vader zal jullie alles geven wat jullie hem vragen. Want jullie horen bij mij. 24 Vanaf nu moeten jullie dus tot de Vader bidden als mensen die bij mij horen. Dan zullen jullie alles krijgen waar je om vraagt. En dan zal jullie vreugde volmaakt zijn.
Jezus zal spreken in duidelijke taal
25 Nu spreek ik nog op een manier die jullie niet begrijpen. Maar er komt een tijd dat ik dat niet meer doe. Dan zal ik jullie over de Vader vertellen in duidelijke taal.
26 In die tijd zul je alles aan de Vader mogen vragen, omdat je bij mij hoort. Ik hoef de Vader dan niet meer te vragen of hij naar jullie wil luisteren. 27 Want de Vader zelf houdt van jullie. Hij houdt van jullie, omdat jullie van mij houden, en geloven dat ik bij hem vandaan kom. 28 Ik kom bij de Vader vandaan en ik ben naar de wereld gekomen. En nu verlaat ik de wereld weer, en ga ik terug naar mijn Vader.’
29 De leerlingen zeiden: ‘Ja, nu spreekt u duidelijke taal. Dit is niet te moeilijk voor ons. 30 Nu begrijpen we dat u alles weet. U legt het ons al uit voordat iemand om uitleg gevraagd heeft! Daarom geloven we nu dat u bij God vandaan komt.’
Jezus spreekt de leerlingen moed in
31 Jezus zei: ‘Nu geloven jullie het? 32 Luister, het moment is bijna gekomen dat jullie alle kanten op gejaagd zullen worden. Jullie zullen mij in de steek laten. Maar ik zal niet alleen zijn, want mijn Vader is bij me.
33 Ik heb jullie al deze dingen nu al verteld. Want jullie horen bij mij, en daarom zal ik jullie mijn vrede geven. Jullie zullen het in deze wereld heel moeilijk krijgen. Maar houd moed! Ik heb het kwaad van deze wereld overwonnen.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap