De volgelingen van het lam
Er zijn 144.000 mensen uitgekozen
1 Toen zag ik het lam op de berg Sion staan, en bij het lam waren 144.000 mensen. Op hun voorhoofd stond de naam van het lam geschreven, en de naam van God.
2 Uit de hemel hoorde ik een geluid komen, dat leek op het harde geluid van de donder of de bulderende zee. Het klonk als muziek van harpen. 3 Er werd een nieuw lied gezongen voor God, en voor de vier dieren en de 24 leiders van het volk. Niemand kon dat lied leren, behalve de 144.000 mensen die bij het lam waren. Want alleen zij zijn bevrijd van hun schuld, en verder niemand op aarde. 4-5 Zij gingen niet om met ongelovigen. Zij zijn zuiver gebleven. Ze volgden het lam, overal, zelfs tot in de dood. Ze hebben nooit gelogen, niets aan hen is verkeerd. Ze zijn bevrijd van hun schuld. En ze zijn uitgekozen om als geschenk aan God en het lam gegeven te worden.
Twee engelen met een boodschap
6 Toen zag ik opnieuw een engel. Die engel vloog hoog in de lucht. Hij had een boodschap die geldt voor altijd en eeuwig. Die moest hij laten horen aan de mensen op aarde, mensen uit de hele wereld, van alle volken en talen. 7 Met luide stem riep hij: ‘Heb eerbied voor God en vereer hem, want de dag van zijn oordeel is gekomen. Eer de God die de hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en de waterbronnen.’
8 Daarna kwam er een tweede engel, die riep: ‘Aan de macht van de grote stad Babylon is een einde gekomen. De stad leek op een hoer die iedereen verleidde. Maar nu is haar tijd voorbij.’
Een derde engel met een boodschap
9-11 Na die engelen kwam er een derde engel. Die engel riep met luide stem: ‘Iedereen die het beest en zijn beeld vereert, zal gestraft worden. Ook iedereen die het teken van het beest op zijn voorhoofd of hand heeft, wordt gestraft. Al die mensen zullen te maken krijgen met de vreselijke woede van God. God zal hen laten lijden in de zee van vuur en giftig gas. En het lam en de engelen zullen toekijken. Het vuur waarmee die mensen gestraft worden, zal altijd blijven branden, dag en nacht. Ze zullen nooit rust hebben.
12 Blijf je dus houden aan Gods regels! Blijf in Jezus geloven! Het is belangrijk dat je dat volhoudt.’
13 Toen hoorde ik een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: ‘Gelukkig zijn vanaf nu de mensen die in Christus geloven als ze sterven.’’ En de Geest antwoordde: ‘Ja, zij mogen uitrusten. Want zij hebben volgehouden en veel goede dingen gedaan.’
Goede mensen zullen gered worden
14 Toen zag ik een witte wolk. Op die wolk zat iemand die eruitzag als een mens. Op zijn hoofd had hij een gouden kroon, en in zijn hand een scherpe zeis.
15 Ik zag nog een engel. Hij kwam uit de tempel in de hemel. Hij riep met luide stem: ‘Kom met je zeis, en maai het rijpe koren. Want het is tijd om te maaien, de aarde is rijp voor de oogst.’
16 Toen liet de Mensenzoon op de wolk zijn zeis over de aarde gaan. En alle goede mensen werden weggehaald, als koren dat geoogst wordt.
Slechte mensen zullen gestraft worden
17 Uit de tempel in de hemel kwam een tweede engel. Ook die engel had een scherpe zeis. 18 En uit het altaar kwam een derde engel, een engel met macht over het vuur. Hij riep tegen de tweede engel: ‘Kom met je zeis, en oogst de druiven op aarde. Want de druiven in de wijngaard zijn rijp.’
19-20 Toen liet de tweede engel zijn zeis over de aarde gaan, en alle slechte mensen werden als druiven verzameld. Ze werden in een grote ton gegooid en buiten Jeruzalem vertrapt. Zo liet God zijn woede zien. Er kwam een enorme stroom bloed uit de ton. De stroom was bijna zo hoog als een paard, en wel 300 kilometer lang.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap