Vroeger waren we allemaal zondig
1 Vroeger waren jullie eigenlijk dood, want jullie deden alleen maar verkeerde dingen. 2 Jullie gedrag paste bij de slechte wereld waarin we leven, want jullie gehoorzaamden de duivel. En de duivel zorgt ervoor dat de mensen zich verzetten tegen God.
3 Zo leefden wij allemaal voordat we christenen werden. We deden allemaal steeds verkeerde dingen. We lieten ons leiden door onze eigen verlangens. We zijn allemaal als zondige mensen geboren. Daarom verdienen we allemaal Gods straf.
4 Maar Gods goedheid is groot! Hij is vol liefde voor de mensen, hij houdt van ons. 5 Daarom heeft hij ons samen met Christus levend gemaakt. Vroeger waren we eigenlijk dood, want we deden slechte dingen. Maar dankzij Gods goedheid zijn we gered.
Nu leiden we een nieuw leven
6-7 God heeft Christus naar de wereld gestuurd. Hij heeft hem laten opstaan uit de dood. En wij zijn samen met Christus opgestaan, omdat we bij hem horen. Eigenlijk zijn we al bij hem in de hemel. Zo heeft God voor altijd en eeuwig laten zien hoe groot zijn goedheid is, en hoeveel hij van ons houdt.
8-9 Wij zijn niet beter dan andere mensen. God heeft ons gered, maar niet omdat we zo goed leefden. We zijn gered omdat we dankzij Gods goedheid geloven in Jezus Christus. Dat is Gods geschenk aan ons. 10 God heeft nieuwe mensen van ons gemaakt. Want door Jezus Christus zijn wij mensen geworden die goed leven. Dat was Gods bedoeling, daarvoor heeft hij ons bestemd.
Joden en niet-Joden zijn één
Niet-Joden horen ook bij Gods volk
11 Jullie hoorden vroeger niet bij het volk van God. Vergeet dat niet! Door Joden werden jullie ‘onbesneden ongelovigen’ genoemd. Joden zijn er trots op dat hun lichaam besneden is. Maar ze vergissen zich als ze denken dat dat belangrijk is.
12 Vroeger kenden jullie Christus niet, en jullie hoorden ook niet bij het volk van Israël. Dus de beloftes van God aan Israël waren niet voor jullie. Jullie leefden in een wereld zonder hoop en zonder God. 13 Jullie waren vreemdelingen. Maar nu geloven jullie in Jezus Christus. Nu horen jullie bij Gods volk, doordat Christus voor jullie gestorven is.
Christus heeft vrede gebracht
14-15 Christus heeft vrede gebracht tussen Joden en niet-Joden. Hij heeft één volk van ons gemaakt. Wij waren elkaars vijanden, maar Christus heeft ons bij elkaar gebracht. Hij is voor ons gestorven. Daardoor zijn de Joodse wetten en regels niet langer nodig om gered te worden. Christus heeft van ons één volk gemaakt, een nieuw volk van christenen. Nu is er vrede tussen Joden en niet-Joden.
16 Christus is gestorven aan het kruis. Daardoor is het nu weer goed tussen God en de mensen. Joden en niet-Joden vormen nu samen de kerk. Zo heeft Christus een eind gemaakt aan de vijandschap op aarde.
17 Christus bracht Gods boodschap van vrede aan de mensen in Israël en aan de mensen daarbuiten. 18 Dankzij hem hebben wij allemaal de heilige Geest gekregen. En via de heilige Geest kunnen we nu allemaal bij God, de Vader, komen.
De christenen vormen samen de kerk
19 Vroeger waren jullie vreemdelingen, en hoorden jullie niet bij het volk van God. Maar dat is veranderd. Jullie horen er nu wel bij. Jullie zijn Gods kinderen, samen met de andere christenen.
20-22 Alle christenen samen vormen een eenheid: de heilige kerk van Christus. Je kunt het vergelijken met een gebouw. Het fundament van het gebouw is dan de boodschap van de apostelen en de profeten. Jullie zijn de stenen in de muren. En de belangrijkste steen, die het hele gebouw op zijn plaats houdt, dat is Jezus Christus. Hij zorgt ervoor dat de kerk groeit. En dat God zelf in de kerk aanwezig is door de heilige Geest.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap