1-2 kwamen de Israëlieten allemaal naar het plein voor de Waterpoort. Ze vroegen aan Ezra, die priester en schrijver was, of hij het boek met de wet van Mozes wilde halen. In dat boek stonden alle wetten en regels die de Heer aan de Israëlieten gegeven had.
Ezra haalde het wetboek en liet het zien aan alle mensen die daar bij elkaar waren. Alle mannen, vrouwen en kinderen die oud genoeg waren om de wet van Mozes te begrijpen, zagen het boek.
3-5 Op het plein voor de Waterpoort ging Ezra op een houten podium staan. Dat podium was speciaal voor hem gemaakt. Naast hem, aan zijn rechterkant, stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja. Aan zijn linkerkant stonden Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zecharja en Mesullam. Omdat Ezra hoger stond dan het volk, kon iedereen hem zien. Toen hij het boek opende, ging iedereen staan. Ezra begon hardop voor te lezen uit het boek. Hij las de hele dag, en iedereen luisterde ernaar.
6 Ezra dankte de Heer, de grote God. Het hele volk hield de handen omhoog en antwoordde: ‘Amen, amen.’ Daarna knielden alle mensen, en ze bogen diep voor de Heer.
De Levieten geven uitleg
7 Toen het volk weer was gaan staan, legden een paar Levieten uit wat de wetten betekenden. Die Levieten waren Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan en Pelaja. 8 De ene Leviet las eerst luid en duidelijk een stuk voor uit het boek met de wet van God. En daarna legde een andere Leviet het stuk uit. Zo kon iedereen begrijpen wat er voorgelezen werd.
9 Toen het volk hoorde wat er in het wetboek stond, moest iedereen huilen. Maar Nehemia, de provinciebestuurder, zei: ‘Huil niet.’ En ook Ezra en de Levieten die de wetten voorgelezen en uitgelegd hadden, zeiden dat het volk niet moest huilen. Ze zeiden: ‘Deze dag is een heilige dag, een dag ter ere van de Heer, jullie God! Daarom moeten jullie niet verdrietig zijn. 10 Ga thuis een feestelijke maaltijd klaarmaken met lekker eten en drinken. En deel je feestmaal met mensen die niets hebben. Want dit is een heilige dag, een dag ter ere van de Heer. Droog je tranen, en wees blij met wat de Heer voor jullie doet. Hij geeft jullie steeds nieuwe kracht!’ 11 De Levieten vroegen de mensen om rustig te blijven en op zo’n bijzondere dag niet verdrietig te zijn.
12 Toen ging iedereen naar huis om te eten en te drinken. En ze deelden hun feestmaal met anderen. Ze maakten er een groot en vrolijk feest van. Want ze hadden goed begrepen wat Ezra en de Levieten gezegd hadden.
Het Loofhuttenfeest wordt gevierd
13-14 De volgende dag kwamen de familieleiders met de priesters en de Levieten bij Ezra, de schrijver. Zij wilden meer weten over de wetten die de Heer aan Mozes gegeven had. Ze ontdekten dat de Israëlieten in de zevende maand een feest moesten vieren, en dat ze tijdens dat feest in hutten moesten wonen. 15 Dat moest in Jeruzalem en in alle steden van het land bekendgemaakt worden. De mensen moesten naar de bergen gaan om takken te halen. Takken van olijfbomen, palmbomen en andere soorten bomen met veel bladeren. Want met die takken moesten ze de hutten maken.
16 Toen ging iedereen takken halen. En ze bouwden hutten op de platte daken en de binnenplaatsen van hun huizen. En ook op de pleinen van de tempel en op de pleinen bij de Waterpoort en de Efraïm-poort. 17 Alle Israëlieten die uit Babylonië naar Jeruzalem gekomen waren, maakten zulke hutten en gingen erin wonen. Dat hadden ze sinds de tijd van Jozua, de zoon van Nun, niet meer gedaan. Iedereen was heel erg blij.
18 Het feest duurde zeven dagen. Elke dag werd er voorgelezen uit het boek met de wet van God. En ook op de dag na het feest kwamen de mensen bij elkaar. Want zo stond het in het wetboek.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap