Begin van de brief
Paulus groet Filemon
1-2 Dit is een brief van Paulus aan zijn vriend Filemon, die zelf ook het goede nieuws vertelt.
Ik schrijf deze brief samen met mijn vriend Timoteüs. Op dit moment zit ik in de gevangenis vanwege mijn werk voor Jezus Christus.
Filemon, deze brief is ook bestemd voor onze vriendin Apfia en voor Archippus, die meehelpt om het goede nieuws te vertellen. En voor alle andere christenen die bij jou thuis bij elkaar komen.
3 Ik wens jullie toe dat God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus goed voor jullie zijn en jullie vrede geven.
Paulus dankt God
4-5 Filemon, ik dank mijn God steeds weer voor jou. Want ik heb gehoord dat je trouw bent aan onze Heer Jezus. En dat je steeds weer laat zien hoeveel je van alle andere christenen houdt. Elke keer als ik bid, bid ik ook voor jou. 6 Ik vraag dan aan God om jou wijsheid te geven. Dan zul je begrijpen dat je door het geloof verbonden bent met andere christenen. En dat je Christus eert door goed voor hen te zijn.
7 Vriend, door jou ben ik blij en vol goede moed. Want jij houdt van de andere christenen, en je geeft hun steeds nieuwe kracht.
Filemon en zijn slaaf Onesimus
Paulus wil Filemon iets vragen
8-9 Ik wil je iets vragen. Ik wil graag dat je iets voor mij doet. Als dienaar van Christus kan ik natuurlijk tegen je zeggen: ‘Je moet het doen!’ Maar omdat ik van je houd, wil ik het je liever vragen. Doe het voor mij. Ik ben een oude man, en ik zit in de gevangenis vanwege mijn werk voor Jezus Christus.
Paulus’ vraag gaat over Onesimus
10-14 Filemon, mijn vraag aan jou gaat over Onesimus, de slaaf die bij jou weggelopen is. Hij is christen geworden, en ik houd van hem alsof hij mijn eigen kind is. Dat is allemaal gebeurd terwijl ik in de gevangenis zat vanwege het goede nieuws.
Een tijdlang heb jij helemaal niets aan Onesimus gehad. Maar nu kan hij heel nuttig voor je zijn, net zoals hij dat voor mij geweest is. Ik houd veel van hem, toch stuur ik hem naar jou terug.
Het liefst had ik hem hier gehouden, om voor mij te zorgen in de gevangenis. Dan had hij mij namens jou kunnen helpen. Maar het zou niet goed zijn als jij daar niets van wist. Want als je mij wilt helpen, moet je daar zelf voor kiezen. Alleen dan doe je echt iets goeds. Daarom stuur ik Onesimus nu naar je terug.
15 Je hebt je slaaf een tijdlang moeten missen. Maar misschien was dat juist goed. Want nu krijg je hem voor eeuwig terug! 16 En je krijgt hem niet terug als slaaf, maar als iemand die veel meer is dan je slaaf. Hij is nu je vriend, iemand die net als jij in Jezus Christus gelooft. Hij is hier voor mij een echte vriend, als mens en als christen. Dan moet hij dat toch zeker ook voor jou zijn!
Paulus’ vraag aan Filemon
17 Als christen ben je toch met mij verbonden? Doe dan alsjeblieft wat ik je vraag: ontvang Onesimus bij je thuis zoals je mij zou ontvangen. 18 En als hij iets van je gestolen heeft, of als hij je nog geld schuldig is, zeg het me dan. 19 Ik, Paulus, zal alles betalen. Ik schrijf deze woorden zelf, zoals je aan het handschrift kunt zien.
Trouwens, dankzij mij ben jij gaan geloven. Jij bent mij dus ook heel veel schuldig. Maar daar zal ik het nu maar niet over hebben!
20 Vriend, ik hoop dat je zult doen wat ik je vraag. Dan zul je mij weer nieuwe kracht geven. Doe het voor onze Heer Jezus Christus.
21 Ik weet eigenlijk wel zeker dat je naar me zult luisteren. Natuurlijk zul je doen wat ik je in deze brief vraag. En je zult beslist nog veel meer goede dingen doen!
22 Zorg er ook voor dat je een kamer voor mij klaar hebt in je huis. Want ik hoop dat God luistert naar jullie gebeden, en mij snel weer bij jullie terugbrengt.
Slot van de brief
23 Je krijgt de groeten van Epafras. Ook hij zit hier in de gevangenis omdat hij Jezus Christus dient. 24 Verder krijg je de groeten van Marcus, Aristarchus, Demas en Lucas. Net als ik vertellen zij het goede nieuws over Jezus Christus.
25 Ik wens jou en alle anderen toe dat onze Heer Jezus Christus goed voor jullie zal zijn.