De strijd voor het geloof
Doe je best voor Christus
1 Timoteüs, mijn zoon, vertrouw erop dat Jezus Christus goed voor je is. 2 Ik heb je alles verteld over het geloof, en veel mensen waren daarbij. Jij moet nu alles weer doorvertellen. Vertel het aan betrouwbare mensen, die zelf geschikt zijn om aan anderen uitleg te geven.
3 Je moet als een goede soldaat van Jezus Christus vechten voor het geloof. Dat betekent dat ook jij zult lijden.
4 Maak je geen zorgen over de dagelijkse dingen. Net zoals een soldaat zich daar tijdens een gevecht niet druk over maakt. Hij zorgt er liever voor dat zijn generaal tevreden over hem is!
5 Houd je aan de regels van Jezus Christus. Net zoals een sporter zich aan de regels van de sport houdt als hij wil winnen. 6 En als je je best doet, word je beloond. Net zoals een boer na het zware werk als eerste mag eten van de oogst.
7 Denk goed na over de dingen die ik schrijf. De Heer zal ervoor zorgen dat je het allemaal begrijpt.
Houd vol
8 Blijf denken aan Jezus Christus, de nakomeling van David. Hij is opgestaan uit de dood. Dat is het goede nieuws dat ik vertel. 9 En vanwege die boodschap moet ik lijden, ik zit zelfs als een misdadiger opgesloten in de gevangenis! Maar Gods boodschap kan niet opgesloten worden. 10 Dat is de reden dat ik alles volhoud. Ik houd vol voor de mensen die God uitgekozen heeft. Zodat ook zij door Jezus Christus gered worden en het eeuwige leven krijgen.
Vertrouwen wordt beloond
11 Dit is de boodschap waarop we vertrouwen: Als wij met Christus verbonden zijn in zijn dood, dan zijn we ook met hem verbonden in het eeuwige leven. 12 Als we altijd blijven vasthouden aan ons geloof, zullen we samen met hem regeren in de nieuwe wereld.
Maar stel dat we in een moeilijke situatie zeggen: ‘Nee, ik ken de Heer niet!’ Dan zal de Heer bij zijn komst ook zeggen dat hij ons niet kent. 13 Wij kunnen ontrouw worden aan het goede nieuws, maar Christus niet. Want hij is zelf het goede nieuws. En hij kan niet zeggen: ‘Ik ken mezelf niet.’
Kerkleiders en vijanden
Pas op voor valse leraren
14 Beste Timoteüs, blijf alles wat ik je schrijf, aan de andere christenen vertellen. Waarschuw hen dringend, en zeg erbij dat God je woorden hoort. Vertel hun dat ze moeten stoppen met zinloze discussies. Die hebben geen enkel nut, en het loopt slecht af met mensen die ernaar luisteren.
15 Doe je best om een betrouwbare dienaar van God te zijn. Zorg dat je je niet hoeft te schamen voor je werk. Vertel altijd eerlijk over de waarheid. 16 En luister niet naar praatjes waarmee God beledigd wordt. Want die leiden alleen maar tot nog meer slechtheid.
17 De ideeën van valse leraren verspreiden zich snel in de kerk, net zoals een ziekte zich in een lichaam verspreidt. Hymeneüs en Filetus zijn voorbeelden van zulke valse leraren. 18 Zij zijn de waarheid helemaal kwijtgeraakt. Ze beweren dat ze al uit de dood opgestaan zijn. Met zulke ideeën maken ze het geloof van andere mensen kapot.
In de kerk zijn goede en slechte mensen
19 God beschermt zijn kerk, en de echte gelovigen houden vast aan de waarheid. Want in de heilige boeken staat: «De Heer weet wie bij hem horen.» En: «Als je de Heer dient, mag je geen slechte dingen doen.»
20 In een huis van rijke mensen zijn niet alleen voorwerpen van goud en zilver, maar ook voorwerpen van hout of steen. Zo is het ook in de kerk. Daar zijn mensen die gered zullen worden, maar ook mensen met wie het slecht zal aflopen.
21 Als slechte mensen stoppen met hun slechte gedrag, kunnen ze toch nog gered worden. Dan zijn ze heilig, en waardevol voor de Heer. En dan kunnen ze veel goede dingen doen.
Doe het goede
22 Timoteüs, verlang niet naar de dingen waar andere jonge mensen naar verlangen. Doe je best om goed en eerlijk te zijn, en op de Heer te vertrouwen. Doe je best om van andere mensen te houden, en in vrede met hen te leven. Zo moet je leven, samen met alle christenen die tot God bidden met een zuiver hart.
Luister niet naar onzin
23 Je moet je niet bezighouden met domme en dwaze discussies. Want je weet dat daar ruzie van komt. 24 Een leider van de kerk mag geen ruzie maken, maar hij moet vriendelijk zijn voor iedereen. Hij moet een goede leraar zijn, en een geduldig mens.
25 Hij moet valse leraren op een vriendelijke manier vertellen wat ze fout doen. Misschien geeft God hun de kans om hun leven te veranderen en om de waarheid te leren kennen. 26 Dan kunnen ze ontsnappen aan de macht van de duivel. De duivel heeft hen namelijk in zijn macht, en dwingt hen om te doen wat hij wil.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap