Gods Zoon komt naar de wereld
Gods Zoon was er al in het begin
1 In het begin was Gods Zoon er al. Hij was bij God, en hij was zelf God. 2 In het begin was hij al bij God. 3 Alles is door hem ontstaan. Zonder hem zou er niets zijn.
4 Al het leven komt van hem. Het leven dat hij brengt, is het licht voor de mensen. 5 Hij is het licht dat schijnt in het donker. En het licht heeft het gewonnen van het donker.
6 Er kwam een man die door God gestuurd was. Hij heette Johannes. 7 Hij kwam om te vertellen over het ware licht. Want alle mensen moesten in dat licht gaan geloven. 8 Johannes was niet zelf het licht, maar hij kwam om over het licht te vertellen.
Gods Zoon is naar de wereld gekomen
9 Gods Zoon is het ware licht, dat schijnt voor alle mensen. Hij kwam naar de wereld, 10 die hij zelf gemaakt had. Maar toen hij in de wereld was, begrepen de mensen niet wie hij was. 11 Hij kwam bij zijn eigen mensen, maar die wilden niet in hem geloven.
12 Toch waren er ook mensen die wel in hem geloofden. Zij mochten kinderen van God worden. 13 Dat betekent dat ze op een nieuwe manier geboren zijn. Niet op de gewone manier, uit een vader en een moeder. Maar op een hemelse manier, uit God.
Door Gods Zoon kennen wij God
14 Gods Zoon is een mens geworden. Hij heeft bij ons gewoond. In hem hebben wij Gods hemelse macht gezien. Hij is Gods enige Zoon, die bij de Vader vandaan gekomen is. In hem waren Gods liefde en trouw volledig aanwezig.
15 Johannes vertelde over hem, en zei: ‘Na mij komt iemand die belangrijker is dan ik. Want hij was er al veel eerder dan ik.’
16 God is goed voor ons, telkens weer. Dat merken we aan de grote liefde die zijn Zoon ons laat zien. 17 Via Mozes hadden we Gods wet al gekregen. En nu hebben we door Jezus Christus Gods liefde en trouw leren kennen.
18 Nog nooit heeft iemand God gezien. Maar de enige Zoon, die zelf God is, kent de Vader van dichtbij. Gods Zoon is bij ons gekomen. En door hem kennen wij God.
Johannes spreekt over de messias
19 Hier volgt wat Johannes de Doper zei over de messias.
Wie is Johannes de Doper?
Er kwamen priesters en Levieten uit Jeruzalem naar Johannes de Doper. Ze waren gestuurd door de Joodse leiders. Ze vroegen aan Johannes: ‘Wie bent u?’ 20 Johannes aarzelde niet, maar gaf hun een eerlijk en duidelijk antwoord. Hij zei: ‘Ik ben niet de messias.’ Ze vroegen hem: ‘Maar wie bent u dan? Bent u Elia?’ Johannes zei: ‘Nee.’ 21 Toen vroegen ze: ‘Bent u dan de profeet die zou komen?’ En weer zei Johannes: ‘Nee.’
22 Toen zeiden ze tegen hem: ‘Vertel ons wie u bent! De leiders die ons gestuurd hebben, willen dat weten. Hoe noemt u zichzelf?’
23 Johannes antwoordde met deze woorden uit het boek Jesaja: «Ik ben degene die roept in de woestijn. Ik roep: Maak de weg vrij voor de Heer!»
Johannes doopt de mensen met water
24 Er waren ook een paar farizeeën naar Johannes de Doper toe gekomen. 25 Die zeiden tegen hem: ‘U bent dus niet de messias, niet Elia, en niet de profeet die zou komen. Waarom doopt u de mensen dan?’
26-27 Johannes zei: ‘Ik doop de mensen met water. Maar na mij komt iemand die belangrijker is dan ik. Ik ben het zelfs niet waard om zijn schoenen uit te trekken. Hij is al gekomen, maar jullie weten niet wie het is.’
28 Dat gebeurde allemaal in Betanië, aan de overkant van de Jordaan. Dat was de plaats waar Johannes de mensen doopte.
Johannes heeft Jezus gedoopt
29 De volgende dag zag Johannes Jezus aankomen. Hij zei: ‘Kijk, daar is het lam van God, dat de zonde van de mensen wegneemt. 30 Over hem heb ik gezegd: ‘Na mij komt iemand die belangrijker is dan ik. Want hij was er al veel eerder dan ik.’
31 Ook ik wist eerst niet wie hij was. God stuurde mij om de mensen te dopen met water. Nu weet ik waarom: Ik moest ook Jezus dopen. Want iedereen in Israël moest zien dat hij Gods Zoon is.’
32-33 Johannes vertelde wat hij gezien had toen hij Jezus doopte. Hij zei: ‘Ik wist eerst niet wie hij was. Maar ik zag dat de heilige Geest uit de hemel naar Jezus toe kwam als een duif, en bij hem bleef. En God had tegen mij gezegd: ‘Jij zult zien dat de heilige Geest uit de hemel naar iemand toe komt, en bij hem blijft. Hij is degene die mensen zal dopen met de heilige Geest.’ 34 Dat heb ik zien gebeuren. En nu vertel ik aan iedereen dat Jezus de Zoon van God is.’
Jezus kiest leerlingen uit
Andreas en Petrus
35 De volgende dag stond Johannes met twee van zijn leerlingen bij de rivier de Jordaan. 36 Johannes zag Jezus lopen, en hij zei: ‘Daar is het lam van God.’ 37 De twee leerlingen hoorden het, en ze gingen met Jezus mee.
38 Jezus draaide zich om. Hij zag dat de twee leerlingen met hem meeliepen, en hij zei tegen hen: ‘Wat zoeken jullie?’ Ze vroegen aan hem: ‘Rabbi, waar logeert u?’ (Rabbi betekent: meester.) 39 Jezus zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met hem mee en zagen waar hij logeerde. Het was al laat in de middag, en ze bleven de rest van de dag bij hem.
40 Eén van de twee leerlingen was Andreas. Hij was een broer van Simon Petrus. 41 Kort daarna zag Andreas zijn broer, en hij zei tegen hem: ‘We hebben de messias gevonden!’ (Messias is een ander woord voor Christus.)
42 Andreas bracht Simon naar Jezus toe. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Vanaf nu heet jij Kefas.’ (Kefas is een andere naam voor Petrus.)
Filippus en Natanaël
43 De volgende dag besloot Jezus om naar Galilea te gaan, en daar zag hij Filippus. Jezus zei tegen hem: ‘Kom met mij mee.’ 44 Filippus kwam uit de plaats Betsaïda, net als Andreas en Petrus.
45 Kort daarna zag Filippus Natanaël, en hij zei tegen hem: ‘We hebben de messias gevonden, over wie in de heilige boeken verteld wordt! Het is Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret.’ 46 Maar Natanaël zei: ‘Hoe kan er nu uit Nazaret iets goeds komen?’ Filippus zei tegen hem: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’
47 Jezus zag Natanaël aankomen, en hij zei: ‘Dat is nou een echte Israëliet, iemand die altijd eerlijk is.’ 48 Natanaël vroeg: ‘Hoe weet u wie ik ben?’ Jezus zei: ‘Voordat Filippus tegen je sprak, zag ik jou al zitten onder deze vijgenboom.’
49 Toen zei Natanaël: ‘Meester, u bent echt de Zoon van God! U bent de koning van Israël!’ 50 Jezus zei tegen hem: ‘Geloof je in mij omdat ik wist dat je onder een vijgenboom zat? Je zult nog veel grotere wonderen zien! 51 Luister heel goed naar mijn woorden: Jullie zullen de hemel wijd open zien. En jullie zullen Gods engelen omhoog en omlaag zien gaan, om de Mensenzoon te dienen.’