Een lied over Babylon
1 Daarna hoorde ik in de hemel zingen. Het klonk als de luide stemmen van een grote groep mensen. Ze zongen:
‘Halleluja! Alle eer aan God!
Hij brengt redding,
hij laat zijn macht zien.
2 Gods oordeel is eerlijk en betrouwbaar.
Want de grote hoer maakte de wereld slecht,
maar God heeft haar veroordeeld.
Zij vermoordde de dienaren van God,
maar God heeft haar nu gestraft.’
3 En opnieuw zongen de stemmen:
‘Halleluja, Babylon zal branden, voor altijd!’
4 Daarna knielden de 24 leiders en de vier dieren voor God, die op zijn troon zat, en ze zeiden: ‘Amen! Halleluja!’
Een koninkrijk van duizend jaar
De bruiloft van het lam
5 Toen klonk er bij de troon een stem die zei: ‘Laten we onze God danken! Laat iedereen, van klein tot groot, hem dienen en eren!’
6 Daarna hoorde ik nog een stem. Die klonk als de stemmen van een grote groep mensen, zo hard als de donder of de bulderende zee. Die stem zei: ‘Halleluja! De Heer, onze machtige God, heerst nu als koning over de wereld. 7 Laten we juichen en blij zijn, laten we hem eren! Want de bruiloft van het lam gaat beginnen. Zijn bruid staat al klaar. 8 Zij heeft kleren gekregen van stralend wit linnen.’ Die witte kleren zijn de goede daden van de christenen.
De uitnodiging voor het feestmaal
9 Daarna zei een engel tegen mij: ‘Schrijf op: ‘Gelukkig zijn de mensen die uitgenodigd zijn voor het feestmaal op de bruiloft van het lam.’ Dat heeft God gezegd, en het is betrouwbaar.’
10 Ik knielde om de engel te eren, maar die zei: ‘Doe dat niet! Je mag alleen God eren. Want ik ben een dienaar, net zoals jij en de andere christelijke profeten. Die profeten kennen Gods plannen omdat Jezus ze aan hen bekendgemaakt heeft.’
Jezus komt zijn vijanden vernietigen
11 Ik zag dat de hemel open was. Er verscheen een wit paard met een ruiter. De ruiter heette: Trouw en betrouwbaar. Hij was eerlijk in zijn oordeel en in de strijd.
12 De ruiter had ogen die schitterden als vlammen, en op zijn hoofd droeg hij veel kronen. Er stond een naam op zijn lichaam geschreven die niemand kende, alleen hijzelf. 13 Zijn mantel was rood van het bloed. Zijn naam was Oordeel van God.
14-16 Uit zijn mond kwam een scherp zwaard. Met dat zwaard ging hij alle ongelovige volken doden. Hij ging zijn vijanden vernietigen. Hij ging ze als druiven in een ton vertrappen om Gods grote woede te laten zien. Op zijn kleding en op zijn been stond de naam Hoogste Heer en Koning.
Hemelse legers volgden de ruiter. Ook zij reden op witte paarden, en ze droegen kleren van stralend wit linnen.
Het beest wordt gevangengenomen
17 Toen zag ik een engel op de zon staan. Luid riep hij tegen de vogels die hoog in de lucht vlogen: ‘Kom naar Gods grote maaltijd! 18 Dan krijg je het vlees te eten van koningen, generaals en soldaten. Je krijgt het vlees van paarden en hun ruiters, van slaven en van vrije mensen, van jong en oud.’
19 Daarna zag ik hoe het beest en de koningen op aarde met hun legers zich verzamelden. Ze kwamen bij elkaar voor de strijd tegen de ruiter op het paard, en tegen zijn legers. 20 Maar het beest werd gevangengenomen. Net als de valse profeet die wonderen deed in dienst van het beest. Met die wonderen had hij de mensen verleid om het teken van het beest te gaan dragen, en zijn beeld te vereren.
Het beest en zijn profeet werden levend in de zee van vuur en giftig gas gegooid. 21 Hun volgelingen werden gedood door de ruiter op het paard. Hij doodde hen met het zwaard dat uit zijn mond kwam. En alle vogels aten zich vol aan hun vlees.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap