De dag van de Heer is verschrikkelijk
1 Luister allemaal goed! De dag dat de Heer komt, is dichtbij! Iedereen moet bang zijn voor die dag. Waarschuw daarom voor het gevaar, blaas op de trompet op de heilige berg Sion. 2 Want die dag is een heel donkere dag. Het is een dag met dikke, dreigende wolken.
De sprinkhanen vallen de stad aan
Er komen nog veel meer sprinkhanen. Ze lijken op een heel groot leger. Als ze dichterbij komen, zie je pas hoe veel het er zijn. Nog nooit zijn er zo veel sprinkhanen geweest, en er zullen ook nooit meer zo veel sprinkhanen komen. 3 Voordat ze er zijn, is het land net zo mooi als de tuin van Eden. En als ze weer weg zijn, is alles net zo dood als in de woestijn. Dan kan er niets en niemand meer leven.
4 De sprinkhanen lijken op paarden. Ze rennen hard en zijn klaar voor de strijd. 5 Je hoort ze aankomen! In de verte klinkt het als het lawaai van paarden en wagens. Maar als ze dichtbij zijn, klinkt het als droge takken die knetteren in een vuur.
De sprinkhanen lijken op sterke soldaten, die klaar zijn voor de strijd. 6 Als ze komen, is iedereen bang. Iedereen wordt wit van schrik.
7 De sprinkhanen zijn niet bang. Ze rennen naar voren en klimmen als soldaten over de stadsmuur. Ze lopen naast elkaar, en niet één verlaat zijn plek. 8 Niet één duwt een ander opzij, allemaal hebben ze hun eigen plaats. Het helpt niet om er een paar te doden, want hun leger blijft altijd even sterk.
9 De sprinkhanen vallen de stad aan. Ze klimmen over de muren en gaan de huizen binnen. Ze klimmen als dieven door de ramen.
De Heer komt met zijn leger
10-11 De Heer zal komen met zijn leger. Zijn leger is groot en machtig, en het doet alles wat hij wil. Dan zullen de aarde en de hemel beven. Dan geven de zon en de maan geen licht meer, en ook de sterren verliezen hun glans. Als de Heer komt, klinkt het alsof het onweert.
De dag dat de Heer komt, zal verschrikkelijk zijn. Niemand zal dan in leven blijven.
Het volk moet luisteren naar de Heer
12 De Heer zegt: ‘Ik wil dat jullie mij weer gehoorzamen. Ga vasten, en laat je verdriet en je tranen aan mij zien. 13-14 Jullie moeten naar mij luisteren. Dat moeten jullie niet alleen beloven, maar ook echt doen. Misschien krijg ik medelijden, en zal ik mijn plan veranderen. Dan zal ik weer iets op het land laten groeien, en dan hebben jullie weer graan en wijn om te offeren.
Want ik ben een goede God. Ik ben vol liefde en geduld. Ik ben trouw, en ik houd er niet van om mensen te straffen.’
Iedereen moet bidden
15 Blaas op de trompet in Jeruzalem. Kies een dag uit waarop iedereen naar de tempel moet komen. Iedereen moet die dag vasten. 16 Roep alle mensen bij elkaar, ook de oude mensen en alle kleine kinderen. Roep zelfs mensen weg van hun bruiloft! Zorg dat iedereen klaar is om naar de tempel te gaan.
17 Priesters, ga naar de tempel en bid bij het altaar: ‘Heer, red ons, want wij zijn uw eigen volk. Andere mensen lachen ons uit en vragen waarom u niets doet.’
De Heer redt zijn volk
De Heer krijgt medelijden
18 De Heer zal medelijden krijgen met de mensen van zijn volk, en hij zal hen redden.
19 Dit zegt de Heer tegen zijn volk: ‘Ik zal jullie weer brood, wijn en olijven geven. Er zal meer dan genoeg te eten zijn, en niemand zal jullie meer uitlachen. 20 Jullie vijanden dachten dat ze sterk waren, maar ik zal ze wegjagen. Ik jaag ze naar het westen en naar het oosten. Ik jaag ze naar de woestijn, en ik laat ze verdwijnen in de zee. Overal zullen jullie de geur van hun dode lichamen ruiken.’
De Heer doet bijzondere dingen
21 De velden zullen niet langer leeg zijn. Er gaat weer van alles groeien, want de Heer heeft bijzondere dingen gedaan. 22 De dieren hoeven niet meer bang te zijn, want de woestijn wordt weer groen. Ook daar gaat weer van alles groeien. De bomen zullen weer vruchten hebben.
23 De inwoners van Jeruzalem kunnen weer vrolijk zijn en juichen. Want de Heer, jullie God, geeft regen om alles te laten groeien. Hij laat het in ieder seizoen regenen op het goede moment. 24 Daarom is er weer graan, zelfs meer dan jullie nodig hebben. En ook de bakken met druiven en olijven zijn weer helemaal vol.
De Heer maakt alles weer goed
25 Dit zegt de Heer: ‘Ik had een groot leger van sprinkhanen op jullie afgestuurd. Ze hebben alle bladeren opgegeten, en ze hebben alle planten kapotgemaakt. Ze aten alles op, totdat er niets meer overbleef. Maar nu zal ik alles weer goedmaken.
26-27 Jullie zullen weer te eten hebben, meer dan genoeg. Jullie zullen mij weer danken, want ik heb bijzondere dingen voor jullie gedaan. Ik ben de Heer, jullie God. Jullie zullen nooit meer uitgelachen worden. En jullie zullen weten dat ik altijd bij jullie ben. Alleen ik ben de Heer, de God van Israël!’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap