Ester wil haar volk redden
Alle Joden dragen rouwkleren
1 Mordechai hoorde wat er allemaal gebeurd was. Van verdriet scheurde hij zijn kleren. Daarna deed hij rouwkleren aan, en hij gooide zand over zijn hoofd. Zo liep hij door de stad, terwijl hij huilde en schreeuwde. 2 Voor de ingang van het paleis bleef hij staan. Want iemand die rouwkleren droeg, mocht het paleis niet in.
3 Ook alle andere Joden die het bevel hoorden, werden heel verdrietig. In alle provincies deden ze rouwkleren aan. Ze stopten met eten, en ze huilden en schreeuwden. Ze gooiden zand over hun hoofd en gingen op de grond liggen.
Ester roept Mordechai bij zich
4 Ester hoorde van haar dienaren en dienaressen dat Mordechai in rouwkleren door de stad liep. Ze schrok heel erg, en stuurde hem andere kleren. Maar Mordechai hield zijn rouwkleren aan en stuurde de kleren van Ester terug.
5 Toen riep Ester Hatach bij zich. Hij was één van haar persoonlijke dienaren. Ester zei tegen hem: ‘Ga naar Mordechai toe. En vraag hem waarom hij in rouwkleren door de stad loopt.’
Mordechai wil dat Ester naar de koning gaat
6 Hatach ging naar het plein voor de ingang van het paleis, want daar was Mordechai.
7-8 Mordechai vertelde hem alles wat er gebeurd was. Ook dat Haman de koning 300.000 kilo zilver wilde geven als hij de Joden mocht doden. En Mordechai gaf Hatach de brief die in Susa voorgelezen was. Daarin stond het bevel om alle Joden te doden.
Mordechai vroeg Hatach om de brief aan Ester te laten zien en haar alles te vertellen. ‘En zeg haar dat ze naar de koning moet gaan,’ zei Mordechai. ‘Ze moet hem smeken om haar volk te redden.’
Ester is bang om gedood te worden
9 Hatach ging terug naar Ester en vertelde wat Mordechai gezegd had. 10-12 Maar Ester stuurde hem weer naar Mordechai met het volgende antwoord: ‘Het is nu al dertig dagen geleden dat ik bij de koning mocht komen. En er is één wet die iedereen in het hele koninkrijk kent. Daarin staat dat je nooit zomaar naar de koning mag gaan. Als je dat toch doet, word je gedood. Behalve als je de gouden staf van de koning mag aanraken. Dan blijf je in leven. Die wet geldt voor iedereen, voor alle mannen en alle vrouwen. Ik kan dus niet zomaar naar de koning toe gaan.’
13 Toen Mordechai dat gehoord had, stuurde hij Hatach weer naar Ester met het volgende antwoord: ‘Jij woont in het paleis van de koning. Maar je moet niet denken dat jij daarom als enige van alle Joden gered zult worden. 14 Als jij nu niet met de koning praat, zal er wel op een andere manier hulp komen. De Joden zullen dan gered worden, maar jij en je familie zullen sterven. En weet je wat ik denk? Misschien heeft het wel zo moeten zijn. Misschien moest jij koningin worden om je volk te redden.’
Ester belooft naar de koning te gaan
15 Toen Ester dat gehoord had, stuurde ze Hatach naar Mordechai met het volgende antwoord: 16 ‘Roep alle Joden in Susa bij elkaar. Spreek af dat jullie niet meer eten en drinken, drie dagen lang. Doe dat voor mij. Eet niet en drink niet, overdag niet en ook ’s nachts niet. Mijn dienaressen en ik zullen ook niet meer eten en drinken. Daarna zal ik naar de koning gaan, ook al is dat tegen de wet. Als ik moet sterven, dan moet dat maar.’
17 Mordechai ging weg en deed wat Ester gezegd had.