Paulus en Barnabas in Ikonium
1 Ook in Ikonium gingen Paulus en Barnabas op sabbat naar de Joodse synagoge. En door alles wat zij vertelden, gingen ook in die stad veel Joden en niet-Joden geloven. 2 Maar er waren ook Joden die niet naar Paulus en Barnabas wilden luisteren. En zij zorgden ervoor dat de mensen die niet geloofden, een hekel kregen aan de mensen die wel geloofden.
3 Paulus en Barnabas bleven een tijd in Ikonium. Ze waren niet bang. Ze vertrouwden op de Heer en vertelden over zijn goedheid. De Heer zorgde ervoor dat ze wonderen konden doen. Zo liet hij zien dat hun boodschap waar was.
4 De inwoners van de stad raakten verdeeld in twee groepen. De ene groep steunde de Joden, en de andere groep steunde de apostelen. 5 Toen maakte de eerste groep plannen om Paulus en Barnabas te mishandelen en te doden. Daar deden Joden en niet-Joden aan mee, samen met hun leiders. 6 Maar Paulus en Barnabas hoorden wat zij van plan waren, en vluchtten weg. Ze gingen naar de steden Lystra en Derbe, en naar andere plaatsen in het gebied Lykaonië. 7 Overal vertelden ze het goede nieuws over Jezus.
Paulus maakt een zieke man beter
8 In Lystra woonde een man die geen kracht had in zijn voeten. Hij kon al zijn hele leven niet lopen.
9 Op een keer zat hij naar een toespraak van Paulus te luisteren. Paulus keek hem aan. Hij zag dat de man geloofde dat hij beter kon worden. 10 Daarom riep hij tegen de man: ‘Kom overeind, en ga staan!’ Meteen sprong de man op en hij begon rond te lopen.
Zijn Paulus en Barnabas goden?
11 Toen de mensen zagen wat Paulus gedaan had, begonnen ze in hun eigen taal te roepen: ‘Dit lijken mensen, maar het zijn goden! De goden zijn naar ons toe gekomen!’ 12 Want ze dachten dat Barnabas de Griekse god Zeus was. En ze dachten dat Paulus de god Hermes was, de boodschapper van de goden. Want Paulus hield alle toespraken.
13 Vlak bij de stad was een tempel van Zeus. De priester van de tempel kwam meteen naar de poort van de stad. Hij bracht stieren mee met bloemenkransen om hun nek. Hij en de andere mensen wilden die stieren offeren aan Paulus en Barnabas.
14 Toen Barnabas en Paulus begrepen wat er ging gebeuren, schrokken ze vreselijk. Ze duwden de mensen aan de kant 15 en riepen: ‘Wat doen jullie nu? Wij zijn mensen, net als jullie! Wij vertellen juist dat je geen goden moet vereren die niet bestaan. Jullie moeten alleen de levende God vereren. Hij heeft de hemel en de aarde gemaakt, en de zee en alles wat daar leeft. 16 Tot nu toe werd God alleen door de Joden vereerd, en andere volken vereerden hun eigen goden. 17 Toch heeft God ook voor jullie gezorgd. Hij zorgde dat het koren kon groeien, dat jullie eten hadden en gelukkig waren.’
18 Met die woorden konden Paulus en Barnabas de mensen nog maar net tegenhouden. Anders hadden de inwoners van Lystra hun een offer gebracht.
Paulus wordt bijna gedood
19 Terwijl Paulus en Barnabas in Lystra waren, kwamen er Joden uit Antiochië en Ikonium. Zij vertelden slechte dingen over Paulus, en de inwoners van Lystra luisterden naar hen.
Toen probeerden ze Paulus te doden. Ze gooiden net zo lang stenen naar hem tot ze dachten dat hij dood was. Daarna sleepten ze hem de stad uit. 20 Maar toen de christenen om hem heen kwamen staan, kwam Paulus overeind. En hij ging de stad weer in.
De volgende dag gingen Paulus en Barnabas weg uit Lystra. Ze reisden naar Derbe.
Terug naar Antiochië
21 In Derbe vertelden Paulus en Barnabas het goede nieuws over Jezus. Ze kregen er veel nieuwe leerlingen. Daarna reisden ze terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië. 22 Overal waar ze kwamen, spraken ze met de christenen om hun moed te geven. Ze zeiden: ‘We moeten veel moeilijkheden meemaken voordat we Gods nieuwe wereld kunnen binnengaan. Maar jullie moeten blijven geloven!’
23 In elke kerk kozen Paulus en Barnabas mensen uit die leiding konden geven. Daarna gingen ze vasten en bidden tot de Heer. Ze vroegen of hij wilde zorgen voor alle nieuwe gelovigen.
24 Paulus en Barnabas reisden verder door Pisidië, en zo kwamen ze in Pamfylië. 25 Daar vertelden ze in de stad Perge het goede nieuws over Jezus. Daarna gingen ze naar de stad Attalia, 26 en van Attalia gingen ze met een schip terug naar Antiochië. In Antiochië waren ze met hun werk begonnen. De christenen in die stad hadden voor hen gebeden en God gevraagd om goed voor hen te zijn. En nu was hun werk klaar.
27 Toen Paulus en Barnabas in Antiochië aangekomen waren, riepen ze alle christenen bij elkaar. Ze vertelden alles wat ze met Gods hulp gedaan hadden. En dat God had laten zien dat nu ook mensen van andere volken in Jezus konden geloven.
28 Paulus en Barnabas bleven een tijdlang bij de christenen in Antiochië.