De leerlingen gaan op reis
Jezus stuurt zijn leerlingen op weg
1 De Heer koos 72 leerlingen uit. Hij stuurde hen twee aan twee op weg, naar alle plaatsen waar hij zelf ook heen wilde gaan.
2 Hij zei tegen de leerlingen: ‘Het goede nieuws moet overal verteld worden. Maar er zijn te weinig mensen om dat te doen. Vraag daarom aan God of hij meer mensen stuurt. Dan kan het goede nieuws overal verteld worden.
3 Ga nu op weg! Maar let op, want het zal gevaarlijk zijn voor jullie. Net zo gevaarlijk als het voor lammetjes is om tussen wolven te lopen. 4 Neem geen geld mee, en ook geen tas of schoenen. En groet niemand onderweg.’
Wat de leerlingen onderweg moeten doen
5 Jezus zei verder: ‘Als je een huis binnengaat, zeg dan eerst: ‘Ik wens dit huis vrede.’ 6 Als daar iemand woont die vrede wil, dan komt daar ook vrede. Maar als daar niet zo iemand woont, dan komt daar geen vrede. 7 En ga niet steeds naar een volgend huis, maar blijf in het huis waar je ontvangen wordt. Eet en drink wat de mensen je geven. Daar hebben jullie recht op, want jullie werken hard.
8 Als je in een stad komt waar je welkom bent, kun je eten wat de mensen je geven. 9 Maak daar de zieke mensen beter en zeg tegen hen: ‘Gods nieuwe wereld is dichtbij.’
10 Maar soms ben je niet welkom in een stad. Dan moet je de straat op gaan en zeggen: 11 ‘We vegen het stof van jullie stad van onze voeten. Want jullie hebben de verkeerde keus gemaakt. Maar denk erom: Gods nieuwe wereld is dichtbij.’
12 Luister naar mijn woorden: Als God rechtspreekt over de wereld, zal hij zo’n stad zwaar straffen. Nog zwaarder dan Sodom.’
Wie niet luistert, wordt gestraft
13 Jezus zei ook: ‘Jullie daar, inwoners van Chorazin en Betsaïda! Jullie zullen gestraft worden. Jullie hebben veel wonderen gezien, maar jullie hebben niet geluisterd. Stel dat de mensen in Tyrus en Sidon al die wonderen meegemaakt hadden. Dan hadden ze allang laten zien dat ze spijt hadden van hun fouten. En dan hadden ze hun leven veranderd! 14 Luister! Als God rechtspreekt over de wereld, zal hij jullie zwaar straffen. Nog zwaarder dan Tyrus en Sidon.
15 En jullie daar in Kafarnaüm. Denk je dat jullie welkom zijn in de hemel? Nee, jullie komen in de hel terecht!’
16 Tegen zijn leerlingen zei Jezus: ‘Iedereen die naar jullie luistert, die luistert naar mij. En iedereen die nee tegen jullie zegt, die zegt nee tegen mij. En niet alleen tegen mij, maar ook tegen God, die mij gestuurd heeft.’
De leerlingen komen terug van hun reis
17 De 72 leerlingen kwamen terug van hun reis. Ze waren blij en zeiden: ‘Heer, zelfs de kwade geesten gehoorzaamden ons toen we uw naam noemden.’
18-19 Jezus zei tegen hen: ‘Luister! Jullie kunnen zonder gevaar op slangen en giftige spinnen gaan staan. Zo sterk heb ik jullie gemaakt. Niets kan jullie nog kwaad doen. Want ik heb gezien dat Satan uit de hemel gevallen is en zijn macht is kwijtgeraakt.
20 Maar jullie moeten niet blij zijn omdat de geesten jullie gehoorzamen. Nee, jullie moeten blij zijn omdat het eeuwige leven voor jullie bestemd is.’
Jezus kent God en vertelt over hem
21 Op dat moment liet de heilige Geest Jezus juichen van vreugde. Jezus riep: ‘Vader, Heer van de hemel en de aarde, ik dank u! Want u hebt al die dingen bekendgemaakt aan heel gewone mensen. Maar voor wijze en verstandige mensen hebt u die dingen verborgen. Ja, Vader, zo wilde u het.’
22 Daarna zei Jezus: ‘Alle macht die ik heb, heeft mijn Vader aan mij gegeven. Alleen de Vader kent de Zoon. En alleen de Zoon kent de Vader. En de Zoon vertelt over zijn Vader aan de mensen die hij uitkiest.’
23 Daarna draaide Jezus zich om naar zijn leerlingen. En alleen tegen hen zei hij: ‘Het echte geluk is voor jullie. Want jullie zien alle bijzondere dingen die ik doe. 24 Luister naar mijn woorden: Veel profeten en koningen hadden graag gezien en gehoord wat jullie nu meemaken. Zij hebben het niet gezien of gehoord, maar jullie wel.’
Een Samaritaan helpt
Een wetsleraar stelt Jezus een vraag
25 Er kwam een wetsleraar naar Jezus toe. Hij wilde Jezus iets verkeerds laten zeggen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 26 Jezus zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet? Wat lees je daar?’
27 De man antwoordde: ‘Houd van de Heer, je God, met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht. En houd evenveel van je medemensen als van jezelf.’ 28 Toen zei Jezus: ‘Dat is het goede antwoord. Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’
Jezus vertelt over een man op reis
29 De wetsleraar wilde laten zien dat hij de wet beter kende dan Jezus. Daarom vroeg hij: ‘Wie is mijn medemens dan?’
30 Toen vertelde Jezus een verhaal. Hij zei: ‘Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze pakten alles van hem af, ook zijn kleren. Ze sloegen hem halfdood, en lieten hem liggen.
31 Toevallig kwam er een priester langs. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. 32 Toen er even later een hulppriester langskwam, gebeurde hetzelfde. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg.
Een Samaritaan helpt de man
33 Toen kwam er een vreemdeling langs, een Samaritaan. Hij zag de man liggen en kreeg medelijden. 34 Daarom ging hij naar hem toe. Hij verzorgde de wonden van de man met olie en wijn. En hij deed er verband om. Toen zette hij de man op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. Daar zorgde hij voor hem. 35 De volgende dag gaf de Samaritaan geld aan de eigenaar van de herberg en zei: ‘Zorg goed voor de man. Als het je meer geld kost, krijg je dat van me op mijn terugreis.’’
36 Toen vroeg Jezus: ‘Wat denk je? Wie was de medemens van de man die overvallen werd? De priester, de hulppriester of de Samaritaan?’ 37 De wetsleraar antwoordde: ‘De Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.’ Toen zei Jezus: ‘Doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.’
Jezus geeft uitleg
Marta zorgt voor Jezus
38 Jezus en zijn leerlingen gingen verder, en kwamen bij een dorp. Daar woonde een vrouw die Jezus uitnodigde om bij haar thuis te komen. Ze heette Marta, 39 en haar zus heette Maria.
Maria ging bij de Heer zitten en luisterde aandachtig naar zijn woorden. 40 Maar Marta was druk bezig met de zorg voor het eten en drinken. Ze vroeg aan Jezus: ‘Heer, mijn zus laat mij alles alleen doen. Dat kan toch niet? Zeg tegen haar dat ze mij moet komen helpen.’
41 Toen zei de Heer tegen haar: ‘Marta, Marta, maak je toch niet altijd zo veel zorgen! 42 Er is maar één ding echt belangrijk: dat je luistert naar mijn woorden. Maria heeft dus de goede keuze gemaakt. Mijn woorden zullen altijd bij haar blijven.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap