Het oordeel over Babylon
Johannes ziet een hoer en een beest
1 Eén van de zeven engelen met de zeven schalen kwam naar me toe en zei: ‘Kom, ik zal je laten zien hoe God de grote hoer gaat straffen. Ze zit op een plek waar veel rivieren bij elkaar komen. 2 Alle koningen van de wereld zijn met haar naar bed geweest. En alle mensen op aarde lieten zich door haar verleiden. Het leek wel of ze dronken waren!’
3 In een droom bracht de engel me naar de woestijn. Daar zag ik een vrouw die op de rug van een rood beest zat. Het beest had zeven koppen en tien hoorns, en op zijn lichaam stonden allemaal namen die alleen voor God gebruikt mogen worden.
4 De vrouw droeg paarse en rode kleren, die versierd waren met goud, parels en edelstenen. In haar hand had ze een gouden beker. De beker was gevuld met vuil, met alle slechtheid van haar leven als hoer.
5 Op het voorhoofd van de vrouw stond een naam met een geheime betekenis. Er stond geschreven: ‘Ik ben de grote stad Babylon, de moeder van alle hoeren en van al het kwaad in de wereld.’ 6 De vrouw was dronken van het bloed van de mensen die in Jezus geloofden, en die over hem verteld hadden.
De engel geeft uitleg aan Johannes
Ik was stomverbaasd over wat ik zag. 7 Toen zei de engel: ‘Waarom ben je zo verbaasd? Ik zal je de betekenis uitleggen van die vrouw, en van het beest met de zeven koppen en tien hoorns.
8 Het beest dat je zag, heeft geleefd en is nu dood. Maar binnenkort zal het terugkomen uit de hel en vernietigd worden. De mensen op aarde die niet met hun naam in het boek van het leven staan, zullen zich dan verbazen. Want het beest leefde en is gestorven, maar die mensen zullen het zien terugkomen uit de dood.
De zeven koppen van het beest
9 Nu moet je slim zijn en goed nadenken. De zeven koppen van het beest zijn zeven heuvels, de zeven heuvels van een stad. Maar de zeven koppen zijn ook zeven koningen, zeven koningen van die stad. 10 Vijf van die koningen zijn al dood. Op dit moment regeert de zesde koning. De zevende moet nog komen en zal maar kort koning zijn.
11 Het beest dat leefde en stierf, is één van de zeven koningen. Maar het zal ook de achtste koning zijn. Uiteindelijk wordt het vernietigd.
De tien hoorns van het beest
12 De tien hoorns die je zag, zijn tien andere koningen. Zij heersen nu nog niet, maar straks zullen zij samen met het beest voor korte tijd koning zijn. 13 Allemaal hebben ze hetzelfde doel. Daarom zullen de tien koningen hun kracht en macht aan het beest geven. 14 Dan zullen ze samen oorlog voeren tegen het lam. Maar het lam zal hen overwinnen, want hij is de hoogste Heer en koning. En de mensen die door hem uitgekozen zijn en trouw aan hem blijven, zullen bij hem zijn en samen met hem overwinnen.’
De hoer is de grote stad Babylon
15 Verder zei de engel: ‘Je zag dat de hoer bij rivieren zat. Die rivieren zijn de mensen uit de hele wereld, van alle volken en talen. 16 De tien hoorns van het beest zijn de tien koningen. Het beest en die koningen zullen de hoer gaan haten. Ze zullen haar alles afpakken, ze zal naakt zijn. Ze zullen haar vlees eten, en haar in brand steken. 17 Zo voeren ze Gods plan uit. Want God zorgt ervoor dat de tien koningen hun macht aan het beest geven, en dat ze hetzelfde doel hebben. Ze zullen het beest gehoorzamen totdat alles gebeurd is wat God gezegd heeft.’
18 Ten slotte zei de engel: ‘De hoer die je zag, dat is de grote stad die heerst over de koningen op aarde.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap