Je moet niet belangrijk willen zijn
1 Op dat moment kwamen ook de andere leerlingen bij Jezus. Ze vroegen: ‘Wie is eigenlijk de belangrijkste in Gods nieuwe wereld?’
2 Jezus riep een kind bij zich en zette het midden in de groep. 3 Hij zei: ‘Luister goed naar mijn woorden: Jullie moeten veranderen en net zo worden als kinderen. Anders kun je de nieuwe wereld niet binnengaan. 4 Je moet jezelf net zo onbelangrijk maken als dit kind. Dan zul je de belangrijkste zijn in Gods nieuwe wereld.
5 De mensen die in mij geloven, zijn net zoals kinderen. Iedereen die hen met open armen ontvangt, die ontvangt mij. 6 Maar iemand die een gelovige weghaalt bij God, krijgt een zware straf. Het zou beter voor hem zijn als hij met een zware steen om zijn nek verdronken was, diep in de zee.
7 Mensen zullen proberen om gelovigen weg te halen bij God. Die dingen moeten gebeuren. Maar wat een ramp zal het zijn voor wie dat doet! En wat een ramp zal het zijn voor de wereld, als dat gebeurt!’
Hoe kom je in de nieuwe wereld?
8 Jezus zei: ‘Stel dat je hand of je voet iets slechts doet. Iets dat jou weghaalt bij God. Hak je hand of je voet dan af. Beter met één hand of met één voet naar het eeuwige leven, dan met twee naar het eeuwige vuur.
9 Stel dat je oog iets slechts ziet. Iets dat jou weghaalt bij God. Ruk je oog dan uit en gooi het weg. Beter met één oog naar het eeuwige leven, dan met twee naar het vuur van de hel.
10-11 Pas op, behandel gelovigen niet als mensen die niets waard zijn. Want luister naar mijn woorden: De engelen die voor hen zorgen, staan in de hemel het dichtst bij God.’
Het voorbeeld van het schaap
12 Jezus zei: ‘Stel dat iemand honderd schapen heeft, maar hij raakt er één kwijt. Wat zal hij dan doen? Hij laat de 99 andere schapen in de heuvels achter. En hij gaat op zoek naar dat ene schaap dat hij kwijt is. 13 En als hij het vindt, dan is hij blij. Luister goed naar mijn woorden: Dat ene schaap maakt hem gelukkiger dan alle andere schapen die hij niet kwijt was.
14 Zo is het ook met jullie Vader in de hemel. Hij wil niet één gelovige kwijtraken.’
Hoe je met elkaar moet omgaan
15 Jezus zei: ‘Stel dat een andere gelovige iets verkeerds doet. Zeg hem dan wat hij verkeerd gedaan heeft zonder dat er anderen bij zijn. Als hij naar je luistert, dan heb je hem bij God teruggebracht.
16 Maar als hij niet naar je wil luisteren, moet je naar hem toe gaan, samen met één of twee anderen. Want er zijn minstens twee mensen nodig voor een geldige verklaring. 17 Als hij dan nog niet luistert, vertel het dan aan de hele groep gelovigen. Als hij ook niet naar de groep luistert, dan hoort hij er niet meer bij. Dan moet je hem behandelen als een ongelovige of een tollenaar. 18 Luister goed naar mijn woorden: De besluiten die jullie op aarde nemen, zullen ook geldig zijn in de hemel.
19 En luister ook goed naar deze woorden: Stel dat twee van jullie samen bidden om iets hier op aarde. Dan zal mijn hemelse Vader zorgen dat het gebeurt, wat het ook is. 20 Want overal waar twee of meer gelovigen bij elkaar zijn, daar ben ik ook.’
Uitleg over vergeven
21 Petrus kwam bij Jezus en zei: ‘Heer, als een andere gelovige mij slecht behandelt, dan moet ik hem vergeven. Maar hoe vaak? Wel zeven keer?’ 22 Jezus zei: ‘Nee, niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer. 23 Luister, ik zal een voorbeeld geven over Gods nieuwe wereld.
Een koning wil dat zijn dienaren al hun schulden aan hem terugbetalen. 24 Eén voor één laat hij de dienaren bij zich komen. Er wordt ook een man bij de koning gebracht die hem vele miljoenen schuldig is. 25 De man kan niets terugbetalen. De koning zegt: ‘Verkoop die man, samen met zijn vrouw, zijn kinderen en al zijn bezittingen. Dan krijg ik nog iets terug.’
26 Maar de dienaar knielt voor de koning. Diep gebogen blijft hij liggen en zegt: ‘Heb alstublieft geduld met mij. Ik zal u later alles terugbetalen.’ 27 De koning krijgt medelijden met de man. Hij zegt: ‘Ik laat je gaan. Je hoeft dat geld niet meer terug te betalen.’
28 Als de man naar buiten gaat, ziet hij een andere dienaar van de koning. Die ander is hem nog een paar duizend schuldig. Hij grijpt hem bij zijn keel en zegt: ‘Nu betalen!’ 29 De andere dienaar knielt voor hem en zegt: ‘Heb alsjeblieft geduld met mij. Ik zal je later terugbetalen.’ 30 Maar de man zegt: ‘Geen sprake van.’ En hij laat de ander opsluiten in de gevangenis, totdat die zijn schuld terugbetaald heeft.
31 Andere dienaren van de koning hebben gezien wat er gebeurd is. Ze zijn erg verdrietig. Ze vertellen alles aan de koning. 32 Dan roept de koning die man weer bij zich en zegt: ‘Jij bent een slechte dienaar! Je vroeg mij om geduld met je te hebben. En ik zei dat je het geld niet terug hoefde te betalen. 33 Ik had medelijden met jou. En jij had ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar.’
34 De koning is woedend. Hij laat de man meenemen door de bewakers van de gevangenis. Die zullen hem pijn laten lijden, totdat hij zijn schuld heeft terugbetaald.’
35 Jezus zei: ‘Zo is het ook met mijn hemelse Vader. Hij wil dat je de andere gelovigen van harte vergeeft. Anders zal hij je straffen.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap