God zal Jeruzalem beschermen
Jeruzalem zal weer groot worden
1 De Heer zegt: ‘Jeruzalem, ik had jou verlaten, zoals een man zijn vrouw in de steek laat. En daardoor verloor je al je inwoners. Je leek op een vrouw zonder kinderen, een vrouw die niet zwanger kan worden.
Maar wees blij! Juich van vreugde! Want je zult weer inwoners krijgen, Jeruzalem. Je zult meer inwoners hebben dan je ooit hebt gehad. 2 Zorg ervoor dat je groter wordt, zodat er veel mensen binnen jouw muren kunnen wonen. Je moet jezelf voortdurend uitbreiden, 3 zodat je steeds groter wordt. In alle richtingen zul je er land bij krijgen. Er zullen steeds meer inwoners binnen je muren wonen, en ook in de steden daarbuiten. De volken die nu nog in die steden wonen, zullen dan weggejaagd worden.
God blijft Jeruzalem trouw
4 Jeruzalem, wees niet bang. Je zult niet nog een keer vernederd worden. Ik zal ervoor zorgen dat je je niet meer hoeft te schamen. Je zult vergeten dat je vroeger in de steek gelaten bent. Je zult er niet meer aan denken. 5 Want ik zal weer bij je terugkomen, zoals een man terugkomt bij zijn eigen vrouw. Ik, de machtige Heer, heb je gemaakt. Ik ben de heilige God van Israël, ik ben de God van de hele aarde. Ik zal je bevrijden.
6 Jeruzalem, je was wanhopig, zoals een vrouw die door haar man verlaten is. Maar ik roep je terug, ik blijf je trouw. Want jij bent mijn grote liefde!
7 Ik heb je verlaten, maar ik zal je weer terughalen. Ik zal je snel weer bij me nemen, want mijn liefde voor jou is groot. 8 Eerst was ik kwaad op je, en daarom liet ik me niet zien. Maar dat duurde maar even. Vanaf nu zal ik weer voor je zorgen. Ik zal altijd van je houden. Ik, de Heer, zal je bevrijden.
God zal Jeruzalem nooit verlaten
9 Toen Noach leefde, heb ik gezegd: ‘Nooit meer zal de aarde door water bedekt worden.’ Dat heb ik aan Noach beloofd. En nu beloof ik jou dat ik nooit meer kwaad op je zal worden. Ik zal je nooit meer bang maken.
10 Bergen kunnen van plaats veranderen en heuvels kunnen verdwijnen. Maar mijn liefde voor jou zal nooit verdwijnen. Mijn belofte van vrede geldt voor altijd. Dat zeg ik omdat ik van je houd.
God zal Jeruzalem weer sterk maken
11 Jeruzalem, je was zo ongelukkig, je inwoners werden alle kanten op gejaagd. Je werd door niemand getroost. Maar ik maak van jou weer een sterke stad. Je muren zal ik bouwen op een laag edelstenen, en ik zal ze versterken met de beste klei. 12 Je torens, poorten en muren zullen gebouwd worden met de prachtigste stenen.
13 Ik zal je inwoners leren hoe ze moeten leven. Ze zullen gelukkig zijn en in vrede leven. 14 Ze zullen eerlijk leven, ze zullen elkaar goed behandelen. Dan hoef jij nergens meer bang voor te zijn, Jeruzalem. Geen enkele vijand zal jou nog onderdrukken. 15 Als je toch wordt aangevallen, is dat niet in opdracht van mij. Iedereen die jou aanvalt, zal de strijd verliezen.
16 Ik heb alle mensen gemaakt. Ook de smid die wapens maakt in het vuur, ook de vijanden die jou willen vernietigen. 17 Geen enkel wapen zal jou raken. En iedereen die jou aanklaagt, zal zelf gestraft worden.
Jeruzalem, jij bent de stad van mijn dienaren. De stad waar ze goed en eerlijk met elkaar zullen leven. Jij bent de stad die ik hun beloofd heb.’