De heilige tent en de priesters
1 Bij Gods oude afspraak met de mensen hoort de heilige tent op aarde. En bij die afspraak horen ook de regels voor het werk van de priesters.
2 In het voorste deel van de tent staan de kandelaar en de tafel met de offerbroden. Dat deel van de tent heet de heilige ruimte.
3 Achter een gordijn in de heilige ruimte begint een ander deel van de tent. Dat deel heet de allerheiligste ruimte. 4 In die ruimte staat het gouden altaar voor de wierook. En daar staat ook de heilige kist, die bedekt is met een laagje goud. In die kist zitten de gouden kruik met manna en de stok van Aäron, die gebloeid heeft. Ook de stenen platen met Gods wetten en regels voor de mensen zitten erin. 5-6 Boven de heilige kist zijn beelden van engelen gemaakt. Met hun vleugels beschermen ze het deksel van de kist.
Zo ziet de heilige tent er dus uit. Meer zullen we er hier niet over zeggen.
De priesters werken altijd in het voorste deel van de tent. 7 Alleen de hogepriester mag één keer per jaar in het allerheiligste deel komen. Hij moet dan bloed meenemen om aan God te offeren. Dat is een offer voor zijn eigen fouten en voor de fouten van het volk. Fouten die ze gemaakt hebben zonder het te weten.
De diepere betekenis
8-9 Wat wil de heilige Geest ons hiermee duidelijk maken? Dat de mensen in de tijd van de oude afspraak niet bij God konden komen.
Zolang de oude afspraak bestond, konden de mensen God wel dienen, maar ze konden zelf niet bij hem komen in de allerheiligste ruimte. Ze brachten allerlei offers, maar diep van binnen bleven ze dezelfde slechte mensen. 10 Ze hadden regels over eten en drinken, en over hoe je jezelf moest wassen. Maar al die regels gingen over de buitenkant van de mens. Ze waren geldig tot de tijd dat Gods nieuwe afspraak ging gelden.
Christus maakt ons van binnen rein
11-12 Christus is onze hogepriester geworden in de veel betere, heilige tent in de hemel. Die tent is niet door mensen gemaakt en hoort niet bij onze wereld. In die tent in de hemel heeft hij gezorgd voor alle goede dingen die nu gebeuren.
Christus is daar voor eeuwig de allerheiligste ruimte binnengegaan. Hij bracht zijn eigen bloed mee als offer voor God, in plaats van het bloed van offerdieren. Zo heeft hij ervoor gezorgd dat mensen voor eeuwig gered kunnen worden. 13 Ons lichaam kan weer rein worden door het bloed en de as van offerdieren. 14 Maar door dit betere offer, het bloed van Christus, worden we ook diep van binnen rein.
Christus had Gods eeuwige Geest in zich. En daarom kon hij zichzelf offeren, terwijl hij zelf niets verkeerds gedaan had. Dankzij dat offer kunnen wij op een goede manier leven en de levende God dienen.
Bloed maakt Gods afspraken geldig
15 Wij hebben ons niet gehouden aan Gods oude afspraak met ons. Maar Christus is gestorven om ons te bevrijden van alles wat we verkeerd gedaan hebben. Doordat hij zichzelf geofferd heeft, geldt nu Gods nieuwe afspraak. En daarom kunnen wij, die door God uitgekozen zijn, voor eeuwig gered worden. Dat heeft God zelf beloofd.
16-17 Gods afspraken met de mensen lijken op de laatste wil van iemand die gaat sterven. Zolang die persoon leeft, geldt zijn laatste wil nog niet. Die wordt pas geldig als zijn dood vastgesteld is.
18 Zo moesten er ook dieren doodgaan om Gods oude afspraak met de mensen geldig te maken. 19 Eerst las Mozes alle wetten en regels voor aan het volk. Daarna nam hij het bloed van de offerdieren, en mengde dat met water. Met rode wol en kruidentakjes druppelde hij het bloed op het boek van de wet en op het volk. 20 En hij zei tegen het volk: «Door dit bloed wordt de afspraak die God met jullie gemaakt heeft, geldig.»
21 Mozes druppelde ook bloed op de heilige tent, en op alle voorwerpen die nodig waren voor het werk van de priesters. 22 Volgens de wet kunnen dingen alleen door bloed rein worden. Ook als je iets verkeerds gedaan hebt, kun je alleen vergeving krijgen met het bloed van offerdieren.
Het offer van Christus
23-24 De heilige tent en alle voorwerpen daarin moeten dus rein gemaakt worden met bloed van dieren. Die heilige tent is niet meer dan een kopie van de ware heilige tent in de hemel. En daarom moet de hemelse tent rein gemaakt worden met een beter offer dan het bloed van dieren. Christus is de heilige tent in de hemel binnengegaan, een tent die niet door mensen gemaakt is. En nu is hij daar bij God. Daar zorgt hij ervoor dat wij echt gered zullen worden.
25-26 Christus hoeft zichzelf daar niet steeds opnieuw te offeren. Anders had hij vanaf het begin van de wereld telkens weer moeten lijden! Dat is anders bij de hogepriester. Die gaat wel elk jaar opnieuw de allerheiligste ruimte binnen. Maar die offert het bloed van een dier, en niet zijn eigen bloed.
Christus heeft zichzelf één keer geofferd, toen Gods nieuwe tijd begonnen is. Daarmee heeft hij alle zonden weggenomen.
27 Ieder mens zal één keer sterven. Daarna zal God zijn oordeel over hem uitspreken. 28 Zo heeft ook Christus zichzelf één keer geofferd. Hij is gestorven voor de zonden van veel mensen. Hij zal opnieuw komen, maar dan niet om de zonden weg te nemen. Nee, hij zal komen om de mensen die op hem wachten, te redden.