Gods nieuwe wereld binnengaan
1-3 God heeft aan zijn volk een land van rust beloofd. De mensen in de tijd van Mozes hadden dat goede nieuws gehoord. Toch hadden ze er niets aan, want ze geloofden het niet. Daarom zei God tegen hen: «Zo zeker als ik leef, nooit zullen jullie het land binnengaan waar je rust krijgt!»
Gods belofte over het land van rust geldt nog steeds. Dat land is Gods nieuwe wereld. Wij mogen daarin binnengaan, want wij geloven het goede nieuws wel. Maar let op: We moeten blijven doen wat God wil. Want alleen dan kunnen we Gods land van rust echt binnengaan.
Misschien denkt iemand dat het land van rust nog niet bestond in de tijd van Mozes. Maar alles was er al toen God de wereld gemaakt had. 4 Ergens in de heilige boeken staat: «Op de zevende dag rustte God uit van al zijn werk.» Toen was het land van rust er dus al.
We moeten ons uiterste best doen
5 Er staat dus: «Nooit zullen jullie het land binnengaan waar je rust krijgt!» 6 De eerste mensen die hoorden over Gods land van rust, gingen er niet binnen. Want ze waren niet gehoorzaam aan God. Maar er zullen ook mensen zijn die er wel binnengaan.
7 God heeft bepaald dat dat nu gaat gebeuren. Want hij heeft David laten zeggen: «Vandaag spreekt God tot jullie. Luister goed. Verzet je niet tegen hem.» 8 David leefde lang na Mozes, maar God liet David toch het woord ‘vandaag’ gebruiken. Dat had hij niet gedaan als het volk al vanuit de woestijn het land van rust binnengegaan was.
9 De echte rust moet dus nog komen voor het volk van God. 10 Want als je Gods nieuwe wereld binnengaat, dan mag je uitrusten van al je werk. Net zoals God uitrustte van zijn werk.
11 Laten wij dan ons uiterste best doen om dat land van rust binnen te gaan! Laten we vasthouden aan ons geloof. En laten we niet ongehoorzaam zijn, zoals het volk in de woestijn.
We kunnen ons niet voor God verbergen
12 De woorden van de levende God zijn krachtig. Ze dringen diep door in ons hart, nog dieper dan een scherp zwaard. Want God weet wat ons van binnen bezighoudt. En hij beoordeelt onze gedachten en verlangens.
13 God ziet iedereen. Niets en niemand blijft voor hem verborgen. Vergeet dat niet, want hij zal over ons rechtspreken.
Een hogepriester in de hemel
Jezus is hogepriester in de hemel
14 Wij horen bij Jezus, de Zoon van God. Dat geloven we, en daar moeten we aan vasthouden. Jezus is naar de hemel gegaan. En daar, bij God zelf, is hij onze hogepriester geworden.
15 Jezus, onze hogepriester in de hemel, heeft veel moeten lijden, net als wij. Zelf heeft hij nooit iets verkeerds gedaan. Maar hij weet wel hoe moeilijk het is om geen verkeerde keuzes te maken.
16 Laten we daarom vol vertrouwen leven als volk van God. En als het nodig is, helpt Jezus ons. Want hij is onze hogepriester. Hij heeft medelijden met ons, en hij is goed voor ons.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap