Blijf naar Jezus luisteren
1-3 De engelen hebben aan de mensen verteld wat Gods regels en wetten zijn. Iedereen die niet naar hun woorden luistert, wordt gestraft. Maar mensen die niet luisteren naar de woorden van de Heer Jezus, worden nog veel zwaarder gestraft. Want Jezus heeft ons iets veel belangrijkers verteld: God wil ons redden. De leerlingen van Jezus hebben zijn woorden gehoord. Zij hebben ze aan ons doorgegeven. Laten we blijven doen wat Jezus gezegd heeft!
4 God zelf bewijst dat de woorden van Jezus waar zijn, door allerlei wonderen en bijzondere dingen te doen. En hij geeft de heilige Geest aan gelovigen.
Jezus heerst over alles
5 Als we spreken over onze redding, dan gaat het over Gods nieuwe wereld. Jezus heerst over die nieuwe wereld, niet de engelen.
6 Er staat ergens in de heilige boeken: «De mens is niet belangrijk, God, en toch denkt u aan hem. De mens is maar klein, en toch vergeet u hem niet. 7 Voor een korte tijd hebt u hem minder belangrijk gemaakt dan de engelen. Maar daarna hebt u hem alle eer gegeven, 8 en hem over alles laten heersen.»
Die woorden gaan over Jezus. God laat Jezus heersen over alles en iedereen. Maar nu zien we dat nog niet.
9 Wel zien we wat er met Jezus gebeurd is. God heeft hem voor een korte tijd minder belangrijk gemaakt dan de engelen. Jezus was toen mens, en hij heeft moeten lijden en sterven. Maar juist daarom heeft God hem alle eer gegeven in de hemel.
Gods Zoon heeft zijn leven gegeven voor alle mensen. Zo laat God zien hoe goed hij voor ons is. 10 Omdat Jezus zijn lijden tot het einde toe heeft volgehouden, heeft God hem alle eer gegeven in de hemel. Zo is hij de redder van veel mensen geworden. Zo moest het gebeuren. Zo wilde God, die alles gemaakt heeft, de mensen redden.
Wij zijn Gods kinderen
11 Net als Jezus zijn wij kinderen van God, de Vader. Want in de heilige boeken heeft Jezus zelf gezegd dat wij zijn broers en zussen zijn. 12 Hij zegt daar: «God, ik zal aan mijn broers en zussen over u vertellen. Samen met hen zal ik u prijzen.» 13 Verder zegt Jezus: «God, op u zal ik vertrouwen.» En hij zegt ook over ons: «God, hier ben ik, samen met de kinderen die u mij hebt gegeven.»
14 Wij zijn dus Gods kinderen. Toch zijn we zwakke en sterfelijke mensen. Jezus werd mens zoals wij, en hij is gestorven. Alleen zo kon hij de duivel vernietigen, die de macht had over de dood. 15 Wij waren ons hele leven bang voor de dood. Maar Jezus heeft ons van die angst bevrijd.
16 Het is duidelijk: Jezus is gekomen om de mensen te redden, niet om de engelen te redden. Hij redt ons, de nakomelingen van Abraham. 17 En daarom moest hij een mens worden, precies zoals wij. Want alleen zo kon hij hogepriester worden bij God in de hemel. Nu is hij onze hogepriester, op wie we kunnen vertrouwen en die medelijden met ons heeft. Hij zorgt ervoor dat God onze zonden vergeeft.
18 Als wij in moeilijkheden komen, kan Jezus ons helpen. Juist omdat hij zelf zo veel heeft moeten lijden.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap