Begin van de brief
Paulus groet de christenen in Galatië
1-3 Dit is een brief van Paulus aan de christenen in de provincie Galatië.
Allereerst dit: Ik ben niet door mensen aangesteld als apostel, maar door Jezus Christus. Hij en God, de Vader, die Jezus heeft laten opstaan uit de dood, hebben mij uitgekozen om apostel te zijn.
Ik wens jullie toe dat God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus goed voor jullie zijn en jullie vrede geven. Ook de andere christenen hier wensen jullie dat toe.
4 Jezus heeft zijn leven voor ons gegeven. Daarom zijn onze zonden vergeven en zijn we bevrijd uit deze slechte wereld. Dat wilde God, onze Vader.
5 Alle eer aan God, voor altijd en eeuwig! Amen.
Er is maar één waarheid
Paulus heeft de waarheid verteld
6-8 Ik begrijp niets van jullie! God zelf heeft jullie uitgekozen, want hij is goed voor jullie. Maar jullie willen nu al niet meer bij hem horen. Een tijd geleden heb ik jullie het goede nieuws over Christus verteld. Maar nu denken jullie dat er een andere waarheid is. Vrienden, er is geen andere waarheid!
Mensen brengen jullie in de war. Zij willen van alles veranderen aan het goede nieuws over Christus. Maar wat ik verteld heb, is de waarheid. Als iemand iets anders vertelt, dan zal hij door God gestraft worden. En dat geldt voor iedereen, ook voor mij. Het geldt zelfs voor een engel uit de hemel!
9 Ik zeg het nog een keer: Jullie hebben het goede nieuws over Christus gehoord. Laat God iedereen straffen die jullie iets anders vertelt!
10 Misschien vinden de mensen het niet prettig wat ik zeg. Maar dat maakt me niet uit. Ik doe alleen wat God wil. Ik ben alleen maar bezig met mijn werk voor Christus.
Gods plan met Paulus
11 Vrienden, het goede nieuws dat ik jullie verteld heb, is niet door mensen bedacht. Dat moeten jullie goed begrijpen. 12 Ik heb het ook niet van mensen gehoord of geleerd. Ik heb het van Jezus Christus zelf gehoord.
13-14 Jullie weten dat ik vroeger volgens de Joodse wet leefde. Ik wist veel meer over de Joodse godsdienst dan de meeste Joden van mijn leeftijd. Ik hield me heel precies aan alle wetten van onze voorouders. En ik vervolgde alle christenen. Niet één mocht er overblijven!
15-16 Maar God was goed voor mij. Hij had een heel ander plan met mij. Al voor mijn geboorte koos hij me uit. Speciaal aan mij heeft hij laten weten wie zijn Zoon is. God wilde namelijk dat ik het goede nieuws over Christus aan de niet-Joden zou gaan vertellen.
Paulus heeft niemand om raad gevraagd
Nadat ik Christus had leren kennen, heb ik aan niemand raad gevraagd. 17 Zelfs niet aan de mannen in Jeruzalem die al eerder apostel waren dan ik. Ik ben meteen naar Arabië gegaan. Daarna ging ik terug naar de stad Damascus.
18 Pas drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan. Daar heb ik Petrus leren kennen. Ik ben twee weken bij hem gebleven. 19 Ik ontmoette daar ook Jakobus, de broer van de Heer Jezus. Maar andere apostelen heb ik toen niet gezien. 20 Wat ik jullie schrijf, is de waarheid. God weet dat!
21 Later ben ik naar de provincies Syrië en Cilicië gegaan. 22 De christenen in Judea hadden mij toen nog nooit ontmoet. 23 Maar ze hadden allemaal het nieuws over mij gehoord. Ze zeiden: ‘Vroeger vervolgde die Paulus ons. Er mocht niet één christen overblijven. Maar nu gelooft hij zelf in Jezus Christus en vertelt hij over hem!’ 24 En ze dankten God daarvoor.