Een verhaal over twee zussen
1 De Heer zei tegen mij: 2-4 ‘Mensenkind, er waren eens twee zussen. De oudste zus heette Ohola, en de jongste Oholiba. Ohola stelt de stad Samaria voor. En Oholiba stelt Jeruzalem voor.
Toen de zussen nog jong waren, woonden ze in Egypte. Daar leefden ze als hoeren. Ze lieten hun borsten strelen door allerlei mannen.
Ohola wordt ontrouw aan de Heer
Later trouwde ik, de Heer, met allebei de zussen, en ze kregen allebei kinderen met mij. 5-6 Maar Ohola liet mij in de steek. Want ze verlangde naar andere mannen. Die kwamen uit Assyrië. Het waren bestuurders, officieren met prachtige uniformen, en soldaten die op wagens reden. Het waren allemaal knappe, jonge mannen 7 met belangrijke functies. Met al die mannen ging Ohola vreemd. Ze verlangde zo naar hen, dat ze zelfs hun goden ging vereren.
8 En Ohola ging ook weer vreemd met mannen uit Egypte. Met hen was ze al naar bed geweest toen ze nog jong was. Die mannen hadden haar toen al als hoer gebruikt en haar borsten gestreeld.
De Assyriërs doden Ohola
9 Omdat Ohola mij in de steek liet, leverde ik haar uit aan de Assyriërs, die mannen naar wie ze zo verlangd had. 10 Die trokken al haar kleren uit, en doodden haar met hun zwaard. Haar kinderen namen ze gevangen.
Zo werd Ohola gestraft voor haar slechte gedrag. Haar straf was een waarschuwing voor alle vrouwen.
Oholiba laat Babyloniërs komen
11 Oholiba zag wat er met haar zus gebeurde. Maar toch ging ze zich nog slechter gedragen dan zij. Ze ging nog vaker vreemd dan haar zus. 12 Net als Ohola verlangde ze naar mannen uit Assyrië. Naar bestuurders, officieren met prachtige uniformen, en soldaten die op wagens reden. Allemaal knappe, jonge mannen.
13 Ik, de Heer, zag hoe Oholiba zichzelf onrein maakte, net als haar zus. 14-15 Maar Oholiba ging nog veel ergere dingen doen. Want op een dag zag ze tekeningen van Babylonische mannen. Die waren met rode verf op een muur gemaakt. De mannen zagen eruit als hoge officieren, met een riem om hun middel en een tulband op hun hoofd.
16 Toen Oholiba die mannen zag, begon ze erg naar hen te verlangen. Daarom stuurde ze boodschappers naar Babylonië om hen op te halen. 17 De Babylonische mannen kwamen naar haar toe om met haar naar bed te gaan. Ze gebruikten haar als hoer, zodat ze onrein werd. Daarna kreeg ze een hekel aan die mannen.
Oholiba verlangt terug naar Egypte
18 Oholiba schaamde zich er niet voor dat ze vreemdging. Iedereen mocht zien dat ze als een hoer leefde. Daarom kreeg ik, de Heer, een hekel aan haar. Net zoals ik een hekel had gekregen aan haar zus.
19 Toch hield Oholiba niet op met haar ontrouw. Ze ging zich steeds meer als een hoer gedragen. Ze dacht weer terug aan vroeger, toen ze een hoer was in Egypte. 20-21 Toen ze nog jong was, en de mannen haar borsten streelden. Ze verlangde terug naar die tijd. En ze verlangde naar de mannen die ze toen had gehad, mannen die alleen maar aan seks dachten. Daarom ging Oholiba zich weer net zo gedragen als vroeger in Egypte.
Oholiba wordt gestraft
22 Omdat Oholiba zich als een hoer gedragen heeft, zeg ik, de Heer, tegen haar: ‘Luister, Oholiba. Je bent met allerlei mannen naar bed geweest. Daarna ben je hen gaan haten. Nu stuur ik diezelfde mannen naar jou toe om je te straffen. Van alle kanten komen ze eraan, 23 uit Babylonië, Pekod, Soa, Koa en Assyrië. Het zijn allemaal knappe, jonge mannen met hoge functies: bestuurders, soldaten en andere belangrijke personen. Ze komen naar je toe op hun paarden. 24 Ze vallen je aan met een groot leger, met paarden en wagens. Gewapende soldaten komen van alle kanten op je af. Ze zullen over je rechtspreken, en je straffen volgens hun eigen wetten.
25-26 Ze zullen woedend op je zijn. Ze zullen je neus en je oren afsnijden, en je neerslaan met hun zwaard. Ze zullen je kleren uittrekken en al je prachtige sieraden afpakken. Je kinderen zullen ze gevangennemen. En al je bezittingen zullen ze verbranden.
Zo zal ik je straffen. 27 Ik zal een einde maken aan je schandelijke gedrag. Je zult ophouden met de ontrouw waarmee je in Egypte begonnen bent. Je zult niet meer verlangen naar andere mannen, en je zult niet meer terugdenken aan de tijd in Egypte.
Iedereen ziet dat Oholiba een hoer is
28 Luister, Oholiba. Dit is wat ik, de Heer, tegen je zeg: Ik zal je uitleveren aan de mannen die jij haat. 29 Zij haten jou ook. Daarom zullen ze al je bezit afpakken en je naakt achterlaten. Dan zal iedereen kunnen zien dat jij als een hoer geleefd hebt. Iedereen zal zien hoe schandelijk jij je gedragen hebt.
30 Dat zal gebeuren omdat je mij in de steek gelaten hebt. Je bent vreemdgegaan met mannen uit andere volken, en je hebt hun goden vereerd. Zo heb jij jezelf onrein gemaakt.
Oholiba krijgt dezelfde straf als haar zus
31 Jij hebt hetzelfde gedaan als je zus. Daarom zal het met jou net zo slecht aflopen als met haar. 32 Ook jij zult gestraft worden. De mensen zullen je uitlachen en je bespotten. 33 En jij zult je ellendig en bedroefd voelen. Je zult wanhopig zijn en doodsbang, net als je zus. 34 Want je zult net zo zwaar gestraft worden als zij. Je zult zo zwaar gestraft worden, dat je je eigen borsten zult openkrabben van ellende. Dat heb ik, de Heer, besloten.
35 Je hebt mij in de steek gelaten, en je bent mij vergeten. Daarom zul je de gevolgen voelen van je ontrouw en je schandelijke gedrag.’’
Ohola en Oholiba worden veroordeeld
36 De Heer zei tegen mij: ‘Mensenkind, jij moet Ohola en Oholiba veroordelen. Je moet hun vertellen wat voor afschuwelijke dingen ze gedaan hebben. 37 Want ze zijn vreemdgegaan en hebben moorden gepleegd. Ze hebben andere goden vereerd. En ze hebben hun kinderen aan die goden geofferd, kinderen die ze met mij gekregen hadden. 38-39 Nadat ze hun kinderen geofferd hadden, zijn ze mijn tempel binnengegaan. Ze hebben mijn huis onrein gemaakt! En ze hebben zich niet gehouden aan de regels voor de sabbat.
40 Bovendien stuurden ze boodschappers naar verre landen om daar mannen op te halen. Toen die mannen naar hen toe kwamen, hebben de twee zussen zich mooi gemaakt voor hen. Ze namen een bad, maakten hun ogen op en deden sieraden om. 41 Daarna gingen ze op een prachtig bed liggen. Naast dat bed hadden ze de wierook en de geurige olie neergezet die ik hun zelf gegeven had.
42 In hun huis klonk altijd het lawaai van mannen die feest aan het vieren waren. Er waren mannen uit Saba bij, die uit de woestijn waren gekomen. Die gaven de twee zussen armbanden, en zetten hun een prachtige kroon op het hoofd.
43 Ik dacht bij mezelf: Die mannen gaan vreemd met twee vrouwen die al met iedereen naar bed geweest zijn! 44 Want Ohola en Oholiba gedroegen zich als hoeren. De mannen gingen net zo vaak met hen naar bed als ze wilden.
Een waarschuwing voor andere vrouwen
45 Op een dag zullen eerlijke rechters over de twee zussen rechtspreken. Zij zullen hen straffen voor ontrouw en moord. Want daar zijn de twee zussen schuldig aan.
46 Dit zal hun straf zijn: Een grote groep mensen zal op hen afkomen. Die mensen zullen alles van hen afpakken en hen doodsbang maken. 47 Ze zullen stenen naar hen gooien en hen neerslaan met hun zwaard. Ze zullen hun kinderen doden en hun huizen in brand steken.
48 Dat zal een waarschuwing zijn voor andere vrouwen, zodat zij het voorbeeld van Ohola en Oholiba niet volgen. Zo zal ik ervoor zorgen dat niemand in dit land zich meer als een hoer zal gedragen.
49 Luister, Ohola en Oholiba! Jullie hebben geleefd als hoeren, en jullie hebben andere goden vereerd. Daarom worden jullie door mij gestraft. Dan zullen jullie eindelijk begrijpen dat ik de Heer ben.’
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap