Azarja spreekt tegen koning Asa
1 Azarja, de zoon van de profeet Oded, kreeg de geest van God in zich. 2 Hij ging naar koning Asa en zei: ‘Luister naar mij, Asa! Luister, inwoners van Juda en Benjamin! De Heer helpt jullie zolang jullie op hem vertrouwen. Als jullie hem zoeken, zal hij zorgen dat jullie hem vinden. Maar als jullie hem in de steek laten, dan zal hij jullie ook in de steek laten.
3 Jullie voorouders hebben heel lang geleefd zonder de ware God. En zonder priesters die hun de wet van God konden uitleggen.
4-6 Maar toen kregen ze het moeilijk. Niemand kon meer veilig reizen in het land. Alle mensen waren bang. Volken voerden oorlog tegen elkaar, steden hadden ruzie met elkaar. God zorgde voor paniek en allerlei rampen.
Toen gingen de mensen weer vertrouwen op de Heer, de God van Israël. Ze zochten hem, en hij zorgde ervoor dat ze hem vonden.
7 Nu moeten jullie sterk zijn en volhouden. Dan zal de Heer jullie belonen.’
Asa haalt de afgodsbeelden weg
8 Toen Asa hoorde wat Azarja zei, kreeg hij nieuwe moed. Hij liet alle afgodsbeelden weghalen uit Juda en Benjamin. En ook uit de steden die hij veroverd had in het bergland van Efraïm. Verder herstelde hij het altaar van de Heer op het plein voor de tempel.
Asa en het volk brengen offers
9-10 Toen Asa vijftien jaar koning was, liet hij in de derde maand alle inwoners van Juda en Benjamin naar Jeruzalem komen. En ook de mensen die vanuit Israël naar Juda gekomen waren, namelijk uit de gebieden Efraïm, Manasse en Simeon. Dat waren heel veel mensen. Zij waren in Juda komen wonen, toen ze zagen dat Asa geholpen werd door de Heer, zijn God.
11 Toen ze allemaal in Jeruzalem waren, bracht Asa samen met hen offers aan de Heer. Ze offerden zevenhonderd koeien en zevenduizend schapen en geiten. Die had het leger van Asa meegenomen uit Gerar na hun strijd tegen de Nubiërs.
Het volk belooft trouw aan de Heer
12 Asa en zijn volk beloofden plechtig om trouw te blijven aan de Heer, de God van hun voorouders. Ze beloofden trouw te blijven met heel hun hart en heel hun ziel. 13 En iedereen die ontrouw was aan de Heer, de God van Israël, zou gedood worden. Ook vrouwen en kinderen.
14 Intussen zongen en juichten ze, en bliezen ze op trompetten. Want iedereen beloofde om trouw te zijn aan de Heer. 15 Iedereen in Juda was blij, want ze hadden de belofte met heel hun hart gedaan. Ze hadden de Heer vol verlangen gezocht, en de Heer had ervoor gezorgd dat ze hem vonden. Hij zorgde voor vrede in het hele land.
Asa doet wat hij beloofd heeft
16 Asa zorgde ervoor dat zijn moeder Maächa niet langer koningin genoemd mocht worden. Want zij had een beeld laten maken van de godin Asjera. Asa liet dat beeld weghalen en in stukken slaan. Daarna liet hij het verbranden in het Kidron-dal.
17 De offerplaatsen zelf verdwenen niet, maar Asa probeerde zijn leven lang trouw te zijn aan de Heer. 18 Hij liet goud, zilver en andere dingen naar de tempel brengen. Dat waren geschenken voor God, van zijn vader Abia en van hemzelf.
19 De eerste 35 jaar dat Asa koning was, was er geen oorlog in het land.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap