De nakomelingen van Juda
1 De zonen van Jakob waren: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issachar en Zebulon, 2 Dan, Jozef en Benjamin, Naftali, Gad en Aser.
De mensen die van Juda afstammen
3-4 De zonen van Juda waren: Er, Onan en Sela. Hun moeder was Batsua, uit Kanaän. De oudste zoon heette dus Er, en de vrouw van Er was Tamar. Maar Er deed niet wat de Heer wilde. Daarom zorgde de Heer ervoor dat hij stierf.
Daarna kreeg Juda nog twee zonen bij Tamar: Peres en Zerach. In totaal had Juda dus vijf zonen.
5 De zonen van Peres waren: Chesron en Chamul. 6 Zerach had vijf zonen: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara. 7 De zoon van Karmi was Achar. Achar nam dingen voor zichzelf mee die voor de Heer bestemd waren. Daardoor bracht hij het volk veel ellende. 8 De zoon van Etan was Azarja. 9 De zonen van Chesron waren: Jerachmeël, Ram en Kaleb.
De mensen die van Ram afstammen
10 De zoon van Ram was Amminadab. De zoon van Amminadab was Nachson. Nachson werd de leider van de stam Juda. 11 De zoon van Nachson was Salma. De zoon van Salma was Boaz. 12 De zoon van Boaz was Obed. De zoon van Obed was Isaï.
13 Isaï had zeven zonen: Eliab, de oudste, en Abinadab, Sima, 14 Netanel, Raddai, 15 Osem en David. 16 De dochters van Isaï waren: Seruja en Abigaïl. Seruja had drie zonen: Absai, Joab en Asaël. 17 De zoon van Abigaïl was Amasa. De vader van Amasa was Jeter, een nakomeling van Ismaël.
18 Kaleb, de zoon van Chesron, kreeg bij zijn vrouw Azuba en bij Jeriot de volgende zonen: Jeser, Sobab en Ardon. 19 Toen Azuba stierf, trouwde Kaleb met Efrat. De zoon van Kaleb en Efrat was Chur. 20 De zoon van Chur was Uri. De zoon van Uri was Besaleël.
21 Toen Chesron zestig jaar oud was, trouwde hij met de dochter van Machir. Hun zoon was Segub. De nakomelingen van Machir wonen in het gebied Gilead.
22 De zoon van Segub was Jaïr. Jaïr had 23 dorpen in bezit, 23 die de Dorpen van Jaïr genoemd werden. Die werden veroverd door de legers van Gesur en Aram. Zij veroverden tegelijk nog andere dorpen, zoals Kenat en de dorpen daaromheen. In totaal werden er zestig dorpen veroverd. In al die dorpen in Gilead woonden nakomelingen van Machir.
24 Na de dood van Chesron sliep Kaleb met Efrat. Chesrons vrouw Abia kreeg een zoon, Aschur. Van Aschur stammen de inwoners van Tekoa af.
De mensen die van Jerachmeël afstammen
25 Jerachmeël was de oudste zoon van Chesron. De zonen van Jerachmeël waren: Ram, de oudste, en Buna, Oren, Osem en Achia. 26-27 De zonen van Ram waren: Maäs, Jamin en Eker. Jerachmeël had nog een vrouw, Atara. De zoon van Jerachmeël en Atara was Onam. 28 De zonen van Onam waren: Sammai en Jada.
De zonen van Sammai waren: Nadab en Abisur. 29 De zonen van Abisur en zijn vrouw Abihaïl waren: Achban en Molid. 30 De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm. Seled kreeg geen kinderen. 31 De zoon van Appaïm was Jisi. De zoon van Jisi was Sesan. De zoon van Sesan was Achlai.
32 De zonen van Jada, de broer van Sammai, waren: Jeter en Jonatan. Jeter kreeg geen kinderen. 33 De zonen van Jonatan waren: Pelet en Zaza.
Dat waren allemaal nakomelingen van Jerachmeël.
34-35 Sesan had geen zonen, alleen dochters. Hij liet één van zijn dochters trouwen met zijn Egyptische knecht Jarcha. De zoon van die dochter en Jarcha was Attai. 36 De zoon van Attai was Natan. De zoon van Natan was Zabad. 37 De zoon van Zabad was Eflal. De zoon van Eflal was Obed. 38 De zoon van Obed was Jehu. De zoon van Jehu was Azarja. 39 De zoon van Azarja was Cheles. De zoon van Cheles was Elasa. 40 De zoon van Elasa was Sisemai. De zoon van Sisemai was Sallum. 41 De zoon van Sallum was Jekamja. De zoon van Jekamja was Elisama.
De mensen die van Kaleb afstammen
42 Kaleb, de broer van Jerachmeël, had twee zonen. De oudste zoon was Mesa. Van Mesa stammen de inwoners van Zif af. De andere zoon was Maresa. Van Maresa stammen de inwoners van Hebron af. 43 De volgende mensen kwamen uit Hebron: Korach, Tappuach, Rekem en Sema. 44 De zoon van Sema was Racham. Van Racham stammen de inwoners van Jorkoam af. De zoon van Rekem was Sammai. 45 De zoon van Sammai was Maon. Van Maon stammen de inwoners van Bet-Sur af.
46 De zonen van Kaleb en zijn bijvrouw Efa waren: Charan, Mosa en Gazez. De zoon van Charan was Gazez. 47 De zonen van Jodai waren: Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf.
48 De zonen van Kaleb en zijn bijvrouw Maächa waren: Seber, Tirchana, 49 Saäf en Sewa. Van Saäf stammen de inwoners van Madmanna af. Van Sewa stammen de inwoners van Machbena en de inwoners van Gibea af. De dochter van Kaleb was Achsa.
50-55 Nu volgen de namen van nog meer nakomelingen van Kaleb. De oudste zoon van Kaleb en zijn vrouw Efrat was Chur. De zonen van Chur waren: Sobal, Salma en Charef.
Van Sobal stammen de inwoners van Kirjat-Jearim af. En ook de inwoners van Haroë en de helft van de inwoners van Menuchot. De volgende families kwamen uit Kirjat-Jearim: de families Jeter, Put, Suma en Misra. Van de familie Misra stammen de inwoners van Sora en Estaol af.
Van Salma stammen de inwoners van Betlehem af. Verder de inwoners van Netofa en Atrot-Bet-Joab, de helft van de inwoners van Manachat en de Sorieten. Andere nakomelingen van Salma zijn de schrijvers uit de stad Jabes: de families Tira, Sima en Sucha. Ten slotte stammen van Salma nog de Kenieten uit Chammat af. Ook de Rechabieten komen uit Chammat.
Van Charef stammen de inwoners van Bet-Gader af.
© Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap