Lees & ervaar
-
Filippenzen 2:5-11
Denk aan het voorbeeld van Jezus 5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan. 6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
-
Daniël 6:2-29
Daniël in de leeuwenkuil Daniël wordt minister 2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
Daniël 6:2-29Daniël in de leeuwenkuil
Daniël wordt minister
2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 bestuurders alles deden zoals de koning het wilde. Eén van de ministers was Daniël.
4 Door zijn grote wijsheid kon Daniël zijn werk goed doen. Hij deed het veel beter dan de andere ministers en bestuurders. Daarom wilde de koning aan Daniël de leiding geven over het hele Perzische rijk.
Daniëls vijanden bedenken een wet
5 De twee andere ministers en de 120 bestuurders probeerden iets te vinden wat Daniël verkeerd deed. Dan konden ze tegen de koning zeggen dat hij fouten maakte. Maar ze vonden niets. Daniël deed altijd wat hij moest doen. Hij deed nooit iets verkeerd, iedereen kon hem vertrouwen.
6 Toen zeiden de ministers en de bestuurders tegen elkaar: ‘Het is onmogelijk iets te vinden wat Daniël fout doet. We moeten dus iets anders bedenken. Iets wat te maken heeft met de wet van zijn God.’
7 Ze gingen zo snel mogelijk naar koning Darius. Ze zeiden: ‘Koning, wij wensen u een lang leven toe! 8 Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen. En dit is die wet: ‘Dertig dagen lang mogen de mensen alleen aan de koning iets vragen. Al die tijd is het verboden iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid.’
9 Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt. En u moet die wet opschrijven. Dan is het een wet die niet veranderd kan worden. Zoals alle wetten van de Meden en de Perzen.’
10 Koning Darius deed wat de ministers en de bestuurders vroegen, en hij schreef de wet op.
Daniël houdt zich niet aan de wet
11 Toen Daniël hoorde over de nieuwe wet, ging hij naar huis. Eén van zijn kamers had ramen in de richting van Jeruzalem. Daar ging hij altijd bidden, iedere dag drie keer, voor een open raam. Ook op die dag knielde hij en bad hij tot zijn God. 12 Op dat moment renden de mannen zijn huis binnen. En ze zagen dat Daniël aan het bidden was.
13 Ze gingen direct naar de koning en zeiden: ‘Koning, u hebt toch gezegd dat iedereen dertig dagen lang alleen aan u iets mag vragen? U hebt toch verboden ook maar iets te vragen aan een ander mens, of tot een god te bidden? Wie dat wel doet, moet toch in een kuil met leeuwen gegooid worden?’
De koning zei: ‘Ja, dat heb ik gezegd. Het is een wet van Meden en Perzen. Daaraan kan niets veranderd worden.’
14 De mannen zeiden: ‘Daniël, die man uit Juda, trekt zich niets aan van u en uw wet. Driemaal per dag knielt hij om tot zijn God te bidden!’
Daniël wordt in de leeuwenkuil gegooid
15 Toen de koning dat hoorde, schrok hij heel erg. En hij probeerde van alles te bedenken om Daniël te redden. De hele dag zocht hij naar een oplossing. 16 Maar de mannen werden ongeduldig en zeiden: ‘Koning, in dit land kan een wet niet veranderd worden. Het is een wet van Meden en Perzen. U hebt die wet zelf gemaakt.’
17 Toen liet de koning Daniël halen. En Daniël werd in de kuil met leeuwen gegooid. Maar de koning zei tegen hem: ‘Je zult gered worden door de God die jij zo trouw dient.’ 18 Met een steen werd de kuil afgesloten. De koning drukte met zijn zegelring een stempel op de steen. Het was het stempel van de koning en zijn ministers. Dat betekende dat niemand de steen mocht weghalen.
De leeuwen doen niets
19 De koning ging terug naar zijn paleis. Hij at niets en die nacht sliep hij niet. Hij kon alleen maar aan Daniël denken. 20 De volgende dag stond de koning al vroeg op. Hij ging snel naar de kuil. 21 Toen hij daar was, riep hij zenuwachtig: ‘Daniël, dienaar van de levende God! Heeft je God, die jij zo trouw dient, je kunnen redden van de leeuwen?’
22 Toen zei Daniël: ‘Koning, ik wens u een lang leven toe! 23 Mijn God heeft zijn engel gestuurd. De engel heeft ervoor gezorgd dat de leeuwen hun bek niet open konden doen. Ze hebben me niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En dat ik u niets aangedaan heb, koning.’
Daniël wordt uit de kuil gehaald
24 De koning was heel erg blij. Hij liet Daniël uit de kuil halen. Iedereen kon zien dat er niets met hem gebeurd was. Want hij had op zijn God vertrouwd.
25 Toen gaf de koning opdracht om de vijanden van Daniël te grijpen. Zij werden samen met hun vrouwen en kinderen in de kuil gegooid. Nog voordat ze op de bodem lagen, hadden de leeuwen hen al opgegeten. Er bleef niets van hen over.
Koning Darius schrijft een brief
26 Daarna stuurde koning Darius een brief naar alle volken op aarde. Hij schreef:
‘Ik hoop dat het goed met u gaat. 27 Vandaag geef ik het bevel dat de God van Daniël alle eer moet krijgen. Iedereen in mijn koninkrijk moet veel eerbied voor hem hebben. Want hij is de levende God, nu en altijd. Aan zijn macht komt geen einde. 28 Hij redt mensen en bevrijdt hen. In de hemel en op aarde doet hij dingen die mensen niet kunnen begrijpen. Hij heeft Daniël gered van de leeuwen.’
29 Het ging verder goed met Daniël tijdens de regering van Darius en de Perzische koning Cyrus.
Welke tekst wil je volgende week lezen?God redt iedereen die gelooft - Romeinen 3: 21-2663%187Denk aan het voorbeeld van Jezus - Filippenzen 2: 5-1137%110 -
1 Korintiërs 13
De liefde Zonder liefde is alles zinloos 1 Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
Daniël 6:2-29Daniël in de leeuwenkuil
Daniël wordt minister
2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 bestuurders alles deden zoals de koning het wilde. Eén van de ministers was Daniël.
4 Door zijn grote wijsheid kon Daniël zijn werk goed doen. Hij deed het veel beter dan de andere ministers en bestuurders. Daarom wilde de koning aan Daniël de leiding geven over het hele Perzische rijk.
Daniëls vijanden bedenken een wet
5 De twee andere ministers en de 120 bestuurders probeerden iets te vinden wat Daniël verkeerd deed. Dan konden ze tegen de koning zeggen dat hij fouten maakte. Maar ze vonden niets. Daniël deed altijd wat hij moest doen. Hij deed nooit iets verkeerd, iedereen kon hem vertrouwen.
6 Toen zeiden de ministers en de bestuurders tegen elkaar: ‘Het is onmogelijk iets te vinden wat Daniël fout doet. We moeten dus iets anders bedenken. Iets wat te maken heeft met de wet van zijn God.’
7 Ze gingen zo snel mogelijk naar koning Darius. Ze zeiden: ‘Koning, wij wensen u een lang leven toe! 8 Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen. En dit is die wet: ‘Dertig dagen lang mogen de mensen alleen aan de koning iets vragen. Al die tijd is het verboden iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid.’
9 Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt. En u moet die wet opschrijven. Dan is het een wet die niet veranderd kan worden. Zoals alle wetten van de Meden en de Perzen.’
10 Koning Darius deed wat de ministers en de bestuurders vroegen, en hij schreef de wet op.
Daniël houdt zich niet aan de wet
11 Toen Daniël hoorde over de nieuwe wet, ging hij naar huis. Eén van zijn kamers had ramen in de richting van Jeruzalem. Daar ging hij altijd bidden, iedere dag drie keer, voor een open raam. Ook op die dag knielde hij en bad hij tot zijn God. 12 Op dat moment renden de mannen zijn huis binnen. En ze zagen dat Daniël aan het bidden was.
13 Ze gingen direct naar de koning en zeiden: ‘Koning, u hebt toch gezegd dat iedereen dertig dagen lang alleen aan u iets mag vragen? U hebt toch verboden ook maar iets te vragen aan een ander mens, of tot een god te bidden? Wie dat wel doet, moet toch in een kuil met leeuwen gegooid worden?’
De koning zei: ‘Ja, dat heb ik gezegd. Het is een wet van Meden en Perzen. Daaraan kan niets veranderd worden.’
14 De mannen zeiden: ‘Daniël, die man uit Juda, trekt zich niets aan van u en uw wet. Driemaal per dag knielt hij om tot zijn God te bidden!’
Daniël wordt in de leeuwenkuil gegooid
15 Toen de koning dat hoorde, schrok hij heel erg. En hij probeerde van alles te bedenken om Daniël te redden. De hele dag zocht hij naar een oplossing. 16 Maar de mannen werden ongeduldig en zeiden: ‘Koning, in dit land kan een wet niet veranderd worden. Het is een wet van Meden en Perzen. U hebt die wet zelf gemaakt.’
17 Toen liet de koning Daniël halen. En Daniël werd in de kuil met leeuwen gegooid. Maar de koning zei tegen hem: ‘Je zult gered worden door de God die jij zo trouw dient.’ 18 Met een steen werd de kuil afgesloten. De koning drukte met zijn zegelring een stempel op de steen. Het was het stempel van de koning en zijn ministers. Dat betekende dat niemand de steen mocht weghalen.
De leeuwen doen niets
19 De koning ging terug naar zijn paleis. Hij at niets en die nacht sliep hij niet. Hij kon alleen maar aan Daniël denken. 20 De volgende dag stond de koning al vroeg op. Hij ging snel naar de kuil. 21 Toen hij daar was, riep hij zenuwachtig: ‘Daniël, dienaar van de levende God! Heeft je God, die jij zo trouw dient, je kunnen redden van de leeuwen?’
22 Toen zei Daniël: ‘Koning, ik wens u een lang leven toe! 23 Mijn God heeft zijn engel gestuurd. De engel heeft ervoor gezorgd dat de leeuwen hun bek niet open konden doen. Ze hebben me niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En dat ik u niets aangedaan heb, koning.’
Daniël wordt uit de kuil gehaald
24 De koning was heel erg blij. Hij liet Daniël uit de kuil halen. Iedereen kon zien dat er niets met hem gebeurd was. Want hij had op zijn God vertrouwd.
25 Toen gaf de koning opdracht om de vijanden van Daniël te grijpen. Zij werden samen met hun vrouwen en kinderen in de kuil gegooid. Nog voordat ze op de bodem lagen, hadden de leeuwen hen al opgegeten. Er bleef niets van hen over.
Koning Darius schrijft een brief
26 Daarna stuurde koning Darius een brief naar alle volken op aarde. Hij schreef:
‘Ik hoop dat het goed met u gaat. 27 Vandaag geef ik het bevel dat de God van Daniël alle eer moet krijgen. Iedereen in mijn koninkrijk moet veel eerbied voor hem hebben. Want hij is de levende God, nu en altijd. Aan zijn macht komt geen einde. 28 Hij redt mensen en bevrijdt hen. In de hemel en op aarde doet hij dingen die mensen niet kunnen begrijpen. Hij heeft Daniël gered van de leeuwen.’
29 Het ging verder goed met Daniël tijdens de regering van Darius en de Perzische koning Cyrus.
1 Korintiërs 13De liefde
Zonder liefde is alles zinloos
1 Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog de taal van de engelen.
2 Als je geen liefde hebt voor anderen, beteken je niets. Zelfs al laat God je zijn boodschap bekendmaken en krijg je van hem al zijn geheime kennis. En zelfs al heb je zo’n groot geloof dat je bergen kunt verplaatsen.
3 Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet, zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak.
Wat is liefde?
4 Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander.
5 Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen.
6 Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad.
7 Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.
De liefde zal nooit verdwijnen
8 Ooit zal er niet meer gesproken worden in vreemde klanken. Ooit zal er geen geheime kennis meer zijn. Ooit zullen mensen geen boodschap van God meer vertellen. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
9-10 Alles wat onvolmaakt is, zal verdwijnen als Gods nieuwe wereld komt. Dat geldt voor al onze kennis, en voor iedere boodschap die we vertellen. 11 Het is als met een kind dat volwassen wordt. Een kind praat en denkt nog als een kind. Maar als het volwassen geworden is, zijn al die kinderlijke dingen verdwenen. Net zo zal straks alles wat onvolmaakt is, verdwenen zijn. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
12 Nu zien we God nog niet. We merken wel dat hij er is, maar we zien hem niet. Maar straks, in de nieuwe wereld, zullen we God zien met onze eigen ogen. Nu weten we nog lang niet alles over God. Maar dan zullen we hem echt kennen, zoals hij ons nu al kent.
13 Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde.
Welke tekst wil je volgende week lezen?Jozef en zijn broers - Genesis 3744%93Daniël in de leeuwenkuil - Daniël 6:2-2956%118 -
Exodus 20: 1-17
Tien belangrijke regels 1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels. Regels over het vereren van God Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
Daniël 6:2-29Daniël in de leeuwenkuil
Daniël wordt minister
2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 bestuurders alles deden zoals de koning het wilde. Eén van de ministers was Daniël.
4 Door zijn grote wijsheid kon Daniël zijn werk goed doen. Hij deed het veel beter dan de andere ministers en bestuurders. Daarom wilde de koning aan Daniël de leiding geven over het hele Perzische rijk.
Daniëls vijanden bedenken een wet
5 De twee andere ministers en de 120 bestuurders probeerden iets te vinden wat Daniël verkeerd deed. Dan konden ze tegen de koning zeggen dat hij fouten maakte. Maar ze vonden niets. Daniël deed altijd wat hij moest doen. Hij deed nooit iets verkeerd, iedereen kon hem vertrouwen.
6 Toen zeiden de ministers en de bestuurders tegen elkaar: ‘Het is onmogelijk iets te vinden wat Daniël fout doet. We moeten dus iets anders bedenken. Iets wat te maken heeft met de wet van zijn God.’
7 Ze gingen zo snel mogelijk naar koning Darius. Ze zeiden: ‘Koning, wij wensen u een lang leven toe! 8 Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen. En dit is die wet: ‘Dertig dagen lang mogen de mensen alleen aan de koning iets vragen. Al die tijd is het verboden iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid.’
9 Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt. En u moet die wet opschrijven. Dan is het een wet die niet veranderd kan worden. Zoals alle wetten van de Meden en de Perzen.’
10 Koning Darius deed wat de ministers en de bestuurders vroegen, en hij schreef de wet op.
Daniël houdt zich niet aan de wet
11 Toen Daniël hoorde over de nieuwe wet, ging hij naar huis. Eén van zijn kamers had ramen in de richting van Jeruzalem. Daar ging hij altijd bidden, iedere dag drie keer, voor een open raam. Ook op die dag knielde hij en bad hij tot zijn God. 12 Op dat moment renden de mannen zijn huis binnen. En ze zagen dat Daniël aan het bidden was.
13 Ze gingen direct naar de koning en zeiden: ‘Koning, u hebt toch gezegd dat iedereen dertig dagen lang alleen aan u iets mag vragen? U hebt toch verboden ook maar iets te vragen aan een ander mens, of tot een god te bidden? Wie dat wel doet, moet toch in een kuil met leeuwen gegooid worden?’
De koning zei: ‘Ja, dat heb ik gezegd. Het is een wet van Meden en Perzen. Daaraan kan niets veranderd worden.’
14 De mannen zeiden: ‘Daniël, die man uit Juda, trekt zich niets aan van u en uw wet. Driemaal per dag knielt hij om tot zijn God te bidden!’
Daniël wordt in de leeuwenkuil gegooid
15 Toen de koning dat hoorde, schrok hij heel erg. En hij probeerde van alles te bedenken om Daniël te redden. De hele dag zocht hij naar een oplossing. 16 Maar de mannen werden ongeduldig en zeiden: ‘Koning, in dit land kan een wet niet veranderd worden. Het is een wet van Meden en Perzen. U hebt die wet zelf gemaakt.’
17 Toen liet de koning Daniël halen. En Daniël werd in de kuil met leeuwen gegooid. Maar de koning zei tegen hem: ‘Je zult gered worden door de God die jij zo trouw dient.’ 18 Met een steen werd de kuil afgesloten. De koning drukte met zijn zegelring een stempel op de steen. Het was het stempel van de koning en zijn ministers. Dat betekende dat niemand de steen mocht weghalen.
De leeuwen doen niets
19 De koning ging terug naar zijn paleis. Hij at niets en die nacht sliep hij niet. Hij kon alleen maar aan Daniël denken. 20 De volgende dag stond de koning al vroeg op. Hij ging snel naar de kuil. 21 Toen hij daar was, riep hij zenuwachtig: ‘Daniël, dienaar van de levende God! Heeft je God, die jij zo trouw dient, je kunnen redden van de leeuwen?’
22 Toen zei Daniël: ‘Koning, ik wens u een lang leven toe! 23 Mijn God heeft zijn engel gestuurd. De engel heeft ervoor gezorgd dat de leeuwen hun bek niet open konden doen. Ze hebben me niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En dat ik u niets aangedaan heb, koning.’
Daniël wordt uit de kuil gehaald
24 De koning was heel erg blij. Hij liet Daniël uit de kuil halen. Iedereen kon zien dat er niets met hem gebeurd was. Want hij had op zijn God vertrouwd.
25 Toen gaf de koning opdracht om de vijanden van Daniël te grijpen. Zij werden samen met hun vrouwen en kinderen in de kuil gegooid. Nog voordat ze op de bodem lagen, hadden de leeuwen hen al opgegeten. Er bleef niets van hen over.
Koning Darius schrijft een brief
26 Daarna stuurde koning Darius een brief naar alle volken op aarde. Hij schreef:
‘Ik hoop dat het goed met u gaat. 27 Vandaag geef ik het bevel dat de God van Daniël alle eer moet krijgen. Iedereen in mijn koninkrijk moet veel eerbied voor hem hebben. Want hij is de levende God, nu en altijd. Aan zijn macht komt geen einde. 28 Hij redt mensen en bevrijdt hen. In de hemel en op aarde doet hij dingen die mensen niet kunnen begrijpen. Hij heeft Daniël gered van de leeuwen.’
29 Het ging verder goed met Daniël tijdens de regering van Darius en de Perzische koning Cyrus.
1 Korintiërs 13De liefde
Zonder liefde is alles zinloos
1 Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog de taal van de engelen.
2 Als je geen liefde hebt voor anderen, beteken je niets. Zelfs al laat God je zijn boodschap bekendmaken en krijg je van hem al zijn geheime kennis. En zelfs al heb je zo’n groot geloof dat je bergen kunt verplaatsen.
3 Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet, zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak.
Wat is liefde?
4 Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander.
5 Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen.
6 Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad.
7 Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.
De liefde zal nooit verdwijnen
8 Ooit zal er niet meer gesproken worden in vreemde klanken. Ooit zal er geen geheime kennis meer zijn. Ooit zullen mensen geen boodschap van God meer vertellen. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
9-10 Alles wat onvolmaakt is, zal verdwijnen als Gods nieuwe wereld komt. Dat geldt voor al onze kennis, en voor iedere boodschap die we vertellen. 11 Het is als met een kind dat volwassen wordt. Een kind praat en denkt nog als een kind. Maar als het volwassen geworden is, zijn al die kinderlijke dingen verdwenen. Net zo zal straks alles wat onvolmaakt is, verdwenen zijn. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
12 Nu zien we God nog niet. We merken wel dat hij er is, maar we zien hem niet. Maar straks, in de nieuwe wereld, zullen we God zien met onze eigen ogen. Nu weten we nog lang niet alles over God. Maar dan zullen we hem echt kennen, zoals hij ons nu al kent.
13 Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde.
Exodus 20: 1-17Tien belangrijke regels
1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels.
Regels over het vereren van God
Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij.
3 Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.
4 Maak geen beeld van een mens, of van een dier dat in de lucht, op het land of in het water leeft. 5 Je mag geen beelden vereren of ervoor knielen. Want ik, de Heer, ben jullie God. Ik wil niet dat jullie andere goden dienen.
Als iemand mij ontrouw is en andere goden gaat dienen, zal ik hem straffen. Dan straf ik hem en ook zijn nakomelingen, tot en met de vierde generatie. 6 Maar als iemand mij liefheeft en zich aan mijn regels houdt, zal ik goed voor hem zijn. Ik zal ook goed zijn voor zijn nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie.
7 Spreek mijn naam niet zomaar uit, zonder nadenken. Als iemand dat toch doet, zal ik hem straffen.
8 Vier de sabbat, want dat is een bijzondere dag. 9 Zes dagen mogen jullie werken en bezig zijn met alles wat je moet doen. 10 Maar de zevende dag is een dag die voor mij bestemd is. Dan mag je niet werken. Ook je zoon, je dochter, je slaaf en je slavin mogen niet werken. Je dieren mogen niet voor je werken. En ook de vreemdelingen die in jullie steden wonen, mogen niet werken. 11 Ik heb in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat daar leeft. Maar ik rustte op de zevende dag. Daarom heb ik de zevende dag gezegend. Ik heb er een heilige dag van gemaakt.
Regels over het omgaan met anderen
12 Heb respect voor je vader en je moeder. Dan zul je lang leven in het land dat ik je zal geven.
13 Vermoord niemand.
14 Ga niet vreemd.
15 Steel niet.
16 Vertel bij de rechter geen leugens over iemand.
17 Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.’
Welke tekst wil je volgende week lezen?De liefde - 1 Korintiërs 1353%172De nieuwe hemel en de nieuwe aarde - Openbaring 21:1-447%151 -
Johannes 10: 11-16
Jezus is de goede herder 11 Jezus zei: ‘Ik ben de goede herder. Luister! Een goede herder geeft zijn leven om zijn schapen te redden. 12-13 Maar iemand die ervoor betaald wordt om op de …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
Daniël 6:2-29Daniël in de leeuwenkuil
Daniël wordt minister
2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 bestuurders alles deden zoals de koning het wilde. Eén van de ministers was Daniël.
4 Door zijn grote wijsheid kon Daniël zijn werk goed doen. Hij deed het veel beter dan de andere ministers en bestuurders. Daarom wilde de koning aan Daniël de leiding geven over het hele Perzische rijk.
Daniëls vijanden bedenken een wet
5 De twee andere ministers en de 120 bestuurders probeerden iets te vinden wat Daniël verkeerd deed. Dan konden ze tegen de koning zeggen dat hij fouten maakte. Maar ze vonden niets. Daniël deed altijd wat hij moest doen. Hij deed nooit iets verkeerd, iedereen kon hem vertrouwen.
6 Toen zeiden de ministers en de bestuurders tegen elkaar: ‘Het is onmogelijk iets te vinden wat Daniël fout doet. We moeten dus iets anders bedenken. Iets wat te maken heeft met de wet van zijn God.’
7 Ze gingen zo snel mogelijk naar koning Darius. Ze zeiden: ‘Koning, wij wensen u een lang leven toe! 8 Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen. En dit is die wet: ‘Dertig dagen lang mogen de mensen alleen aan de koning iets vragen. Al die tijd is het verboden iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid.’
9 Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt. En u moet die wet opschrijven. Dan is het een wet die niet veranderd kan worden. Zoals alle wetten van de Meden en de Perzen.’
10 Koning Darius deed wat de ministers en de bestuurders vroegen, en hij schreef de wet op.
Daniël houdt zich niet aan de wet
11 Toen Daniël hoorde over de nieuwe wet, ging hij naar huis. Eén van zijn kamers had ramen in de richting van Jeruzalem. Daar ging hij altijd bidden, iedere dag drie keer, voor een open raam. Ook op die dag knielde hij en bad hij tot zijn God. 12 Op dat moment renden de mannen zijn huis binnen. En ze zagen dat Daniël aan het bidden was.
13 Ze gingen direct naar de koning en zeiden: ‘Koning, u hebt toch gezegd dat iedereen dertig dagen lang alleen aan u iets mag vragen? U hebt toch verboden ook maar iets te vragen aan een ander mens, of tot een god te bidden? Wie dat wel doet, moet toch in een kuil met leeuwen gegooid worden?’
De koning zei: ‘Ja, dat heb ik gezegd. Het is een wet van Meden en Perzen. Daaraan kan niets veranderd worden.’
14 De mannen zeiden: ‘Daniël, die man uit Juda, trekt zich niets aan van u en uw wet. Driemaal per dag knielt hij om tot zijn God te bidden!’
Daniël wordt in de leeuwenkuil gegooid
15 Toen de koning dat hoorde, schrok hij heel erg. En hij probeerde van alles te bedenken om Daniël te redden. De hele dag zocht hij naar een oplossing. 16 Maar de mannen werden ongeduldig en zeiden: ‘Koning, in dit land kan een wet niet veranderd worden. Het is een wet van Meden en Perzen. U hebt die wet zelf gemaakt.’
17 Toen liet de koning Daniël halen. En Daniël werd in de kuil met leeuwen gegooid. Maar de koning zei tegen hem: ‘Je zult gered worden door de God die jij zo trouw dient.’ 18 Met een steen werd de kuil afgesloten. De koning drukte met zijn zegelring een stempel op de steen. Het was het stempel van de koning en zijn ministers. Dat betekende dat niemand de steen mocht weghalen.
De leeuwen doen niets
19 De koning ging terug naar zijn paleis. Hij at niets en die nacht sliep hij niet. Hij kon alleen maar aan Daniël denken. 20 De volgende dag stond de koning al vroeg op. Hij ging snel naar de kuil. 21 Toen hij daar was, riep hij zenuwachtig: ‘Daniël, dienaar van de levende God! Heeft je God, die jij zo trouw dient, je kunnen redden van de leeuwen?’
22 Toen zei Daniël: ‘Koning, ik wens u een lang leven toe! 23 Mijn God heeft zijn engel gestuurd. De engel heeft ervoor gezorgd dat de leeuwen hun bek niet open konden doen. Ze hebben me niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En dat ik u niets aangedaan heb, koning.’
Daniël wordt uit de kuil gehaald
24 De koning was heel erg blij. Hij liet Daniël uit de kuil halen. Iedereen kon zien dat er niets met hem gebeurd was. Want hij had op zijn God vertrouwd.
25 Toen gaf de koning opdracht om de vijanden van Daniël te grijpen. Zij werden samen met hun vrouwen en kinderen in de kuil gegooid. Nog voordat ze op de bodem lagen, hadden de leeuwen hen al opgegeten. Er bleef niets van hen over.
Koning Darius schrijft een brief
26 Daarna stuurde koning Darius een brief naar alle volken op aarde. Hij schreef:
‘Ik hoop dat het goed met u gaat. 27 Vandaag geef ik het bevel dat de God van Daniël alle eer moet krijgen. Iedereen in mijn koninkrijk moet veel eerbied voor hem hebben. Want hij is de levende God, nu en altijd. Aan zijn macht komt geen einde. 28 Hij redt mensen en bevrijdt hen. In de hemel en op aarde doet hij dingen die mensen niet kunnen begrijpen. Hij heeft Daniël gered van de leeuwen.’
29 Het ging verder goed met Daniël tijdens de regering van Darius en de Perzische koning Cyrus.
1 Korintiërs 13De liefde
Zonder liefde is alles zinloos
1 Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog de taal van de engelen.
2 Als je geen liefde hebt voor anderen, beteken je niets. Zelfs al laat God je zijn boodschap bekendmaken en krijg je van hem al zijn geheime kennis. En zelfs al heb je zo’n groot geloof dat je bergen kunt verplaatsen.
3 Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet, zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak.
Wat is liefde?
4 Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander.
5 Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen.
6 Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad.
7 Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.
De liefde zal nooit verdwijnen
8 Ooit zal er niet meer gesproken worden in vreemde klanken. Ooit zal er geen geheime kennis meer zijn. Ooit zullen mensen geen boodschap van God meer vertellen. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
9-10 Alles wat onvolmaakt is, zal verdwijnen als Gods nieuwe wereld komt. Dat geldt voor al onze kennis, en voor iedere boodschap die we vertellen. 11 Het is als met een kind dat volwassen wordt. Een kind praat en denkt nog als een kind. Maar als het volwassen geworden is, zijn al die kinderlijke dingen verdwenen. Net zo zal straks alles wat onvolmaakt is, verdwenen zijn. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
12 Nu zien we God nog niet. We merken wel dat hij er is, maar we zien hem niet. Maar straks, in de nieuwe wereld, zullen we God zien met onze eigen ogen. Nu weten we nog lang niet alles over God. Maar dan zullen we hem echt kennen, zoals hij ons nu al kent.
13 Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde.
Exodus 20: 1-17Tien belangrijke regels
1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels.
Regels over het vereren van God
Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij.
3 Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.
4 Maak geen beeld van een mens, of van een dier dat in de lucht, op het land of in het water leeft. 5 Je mag geen beelden vereren of ervoor knielen. Want ik, de Heer, ben jullie God. Ik wil niet dat jullie andere goden dienen.
Als iemand mij ontrouw is en andere goden gaat dienen, zal ik hem straffen. Dan straf ik hem en ook zijn nakomelingen, tot en met de vierde generatie. 6 Maar als iemand mij liefheeft en zich aan mijn regels houdt, zal ik goed voor hem zijn. Ik zal ook goed zijn voor zijn nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie.
7 Spreek mijn naam niet zomaar uit, zonder nadenken. Als iemand dat toch doet, zal ik hem straffen.
8 Vier de sabbat, want dat is een bijzondere dag. 9 Zes dagen mogen jullie werken en bezig zijn met alles wat je moet doen. 10 Maar de zevende dag is een dag die voor mij bestemd is. Dan mag je niet werken. Ook je zoon, je dochter, je slaaf en je slavin mogen niet werken. Je dieren mogen niet voor je werken. En ook de vreemdelingen die in jullie steden wonen, mogen niet werken. 11 Ik heb in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat daar leeft. Maar ik rustte op de zevende dag. Daarom heb ik de zevende dag gezegend. Ik heb er een heilige dag van gemaakt.
Regels over het omgaan met anderen
12 Heb respect voor je vader en je moeder. Dan zul je lang leven in het land dat ik je zal geven.
13 Vermoord niemand.
14 Ga niet vreemd.
15 Steel niet.
16 Vertel bij de rechter geen leugens over iemand.
17 Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.’
Johannes 10: 11-16Jezus is de goede herder
11 Jezus zei: ‘Ik ben de goede herder. Luister! Een goede herder geeft zijn leven om zijn schapen te redden.
12-13 Maar iemand die ervoor betaald wordt om op de schapen van een ander te passen, doet dat niet. Dat is geen echte herder. Hij zorgt niet goed voor de schapen, want ze zijn niet van hem. Als er een wolf aan komt, laat zo iemand de schapen in de steek en vlucht weg. Dan valt de wolf de schapen aan en jaagt ze uit elkaar.14-15 Ik ben de goede herder. Zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo zorg ik voor de mensen die bij mij horen. Ik geef mijn leven voor die mensen. Want ik ken hen, en zij kennen mij. Net zoals ik de Vader van dichtbij ken, en zoals hij mij van dichtbij kent.
16 Ook buiten Israël zijn er mensen die bij mij horen. Ook voor hen moet ik zorgen. En ook zij zullen naar mij luisteren en mijn volgelingen worden. Alle mensen die bij mij horen, zullen één grote kudde met één herder zijn.’
Welke tekst wil je volgende week lezen?De tien belangrijkste regels - Exodus 20: 1-1761%35De schepping - Genesis 1: 1-2:439%22 -
Exodus 20:1-17
Tien belangrijke regels 1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels. Regels over het vereren van God Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd …
lees meerFilippenzen 2:5-11Denk aan het voorbeeld van Jezus
5 Bedenk wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8 dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het kruis moest sterven.
9 Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus Christus is de Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.
Daniël 6:2-29Daniël in de leeuwenkuil
Daniël wordt minister
2 Koning Darius gaf 120 mannen de opdracht om zijn land te besturen. 3 Hij nam ook drie speciale ministers in dienst. Zij moesten controleren of de 120 bestuurders alles deden zoals de koning het wilde. Eén van de ministers was Daniël.
4 Door zijn grote wijsheid kon Daniël zijn werk goed doen. Hij deed het veel beter dan de andere ministers en bestuurders. Daarom wilde de koning aan Daniël de leiding geven over het hele Perzische rijk.
Daniëls vijanden bedenken een wet
5 De twee andere ministers en de 120 bestuurders probeerden iets te vinden wat Daniël verkeerd deed. Dan konden ze tegen de koning zeggen dat hij fouten maakte. Maar ze vonden niets. Daniël deed altijd wat hij moest doen. Hij deed nooit iets verkeerd, iedereen kon hem vertrouwen.
6 Toen zeiden de ministers en de bestuurders tegen elkaar: ‘Het is onmogelijk iets te vinden wat Daniël fout doet. We moeten dus iets anders bedenken. Iets wat te maken heeft met de wet van zijn God.’
7 Ze gingen zo snel mogelijk naar koning Darius. Ze zeiden: ‘Koning, wij wensen u een lang leven toe! 8 Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen. En dit is die wet: ‘Dertig dagen lang mogen de mensen alleen aan de koning iets vragen. Al die tijd is het verboden iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid.’
9 Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt. En u moet die wet opschrijven. Dan is het een wet die niet veranderd kan worden. Zoals alle wetten van de Meden en de Perzen.’
10 Koning Darius deed wat de ministers en de bestuurders vroegen, en hij schreef de wet op.
Daniël houdt zich niet aan de wet
11 Toen Daniël hoorde over de nieuwe wet, ging hij naar huis. Eén van zijn kamers had ramen in de richting van Jeruzalem. Daar ging hij altijd bidden, iedere dag drie keer, voor een open raam. Ook op die dag knielde hij en bad hij tot zijn God. 12 Op dat moment renden de mannen zijn huis binnen. En ze zagen dat Daniël aan het bidden was.
13 Ze gingen direct naar de koning en zeiden: ‘Koning, u hebt toch gezegd dat iedereen dertig dagen lang alleen aan u iets mag vragen? U hebt toch verboden ook maar iets te vragen aan een ander mens, of tot een god te bidden? Wie dat wel doet, moet toch in een kuil met leeuwen gegooid worden?’
De koning zei: ‘Ja, dat heb ik gezegd. Het is een wet van Meden en Perzen. Daaraan kan niets veranderd worden.’
14 De mannen zeiden: ‘Daniël, die man uit Juda, trekt zich niets aan van u en uw wet. Driemaal per dag knielt hij om tot zijn God te bidden!’
Daniël wordt in de leeuwenkuil gegooid
15 Toen de koning dat hoorde, schrok hij heel erg. En hij probeerde van alles te bedenken om Daniël te redden. De hele dag zocht hij naar een oplossing. 16 Maar de mannen werden ongeduldig en zeiden: ‘Koning, in dit land kan een wet niet veranderd worden. Het is een wet van Meden en Perzen. U hebt die wet zelf gemaakt.’
17 Toen liet de koning Daniël halen. En Daniël werd in de kuil met leeuwen gegooid. Maar de koning zei tegen hem: ‘Je zult gered worden door de God die jij zo trouw dient.’ 18 Met een steen werd de kuil afgesloten. De koning drukte met zijn zegelring een stempel op de steen. Het was het stempel van de koning en zijn ministers. Dat betekende dat niemand de steen mocht weghalen.
De leeuwen doen niets
19 De koning ging terug naar zijn paleis. Hij at niets en die nacht sliep hij niet. Hij kon alleen maar aan Daniël denken. 20 De volgende dag stond de koning al vroeg op. Hij ging snel naar de kuil. 21 Toen hij daar was, riep hij zenuwachtig: ‘Daniël, dienaar van de levende God! Heeft je God, die jij zo trouw dient, je kunnen redden van de leeuwen?’
22 Toen zei Daniël: ‘Koning, ik wens u een lang leven toe! 23 Mijn God heeft zijn engel gestuurd. De engel heeft ervoor gezorgd dat de leeuwen hun bek niet open konden doen. Ze hebben me niets gedaan. God weet dat ik onschuldig ben. En dat ik u niets aangedaan heb, koning.’
Daniël wordt uit de kuil gehaald
24 De koning was heel erg blij. Hij liet Daniël uit de kuil halen. Iedereen kon zien dat er niets met hem gebeurd was. Want hij had op zijn God vertrouwd.
25 Toen gaf de koning opdracht om de vijanden van Daniël te grijpen. Zij werden samen met hun vrouwen en kinderen in de kuil gegooid. Nog voordat ze op de bodem lagen, hadden de leeuwen hen al opgegeten. Er bleef niets van hen over.
Koning Darius schrijft een brief
26 Daarna stuurde koning Darius een brief naar alle volken op aarde. Hij schreef:
‘Ik hoop dat het goed met u gaat. 27 Vandaag geef ik het bevel dat de God van Daniël alle eer moet krijgen. Iedereen in mijn koninkrijk moet veel eerbied voor hem hebben. Want hij is de levende God, nu en altijd. Aan zijn macht komt geen einde. 28 Hij redt mensen en bevrijdt hen. In de hemel en op aarde doet hij dingen die mensen niet kunnen begrijpen. Hij heeft Daniël gered van de leeuwen.’
29 Het ging verder goed met Daniël tijdens de regering van Darius en de Perzische koning Cyrus.
1 Korintiërs 13De liefde
Zonder liefde is alles zinloos
1 Als je geen liefde hebt voor anderen, zijn je woorden zinloos. Zelfs al laat de heilige Geest je alle talen van de wereld spreken, en ook nog de taal van de engelen.
2 Als je geen liefde hebt voor anderen, beteken je niets. Zelfs al laat God je zijn boodschap bekendmaken en krijg je van hem al zijn geheime kennis. En zelfs al heb je zo’n groot geloof dat je bergen kunt verplaatsen.
3 Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet, zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak.
Wat is liefde?
4 Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander.
5 Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen.
6 Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad.
7 Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.
De liefde zal nooit verdwijnen
8 Ooit zal er niet meer gesproken worden in vreemde klanken. Ooit zal er geen geheime kennis meer zijn. Ooit zullen mensen geen boodschap van God meer vertellen. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
9-10 Alles wat onvolmaakt is, zal verdwijnen als Gods nieuwe wereld komt. Dat geldt voor al onze kennis, en voor iedere boodschap die we vertellen. 11 Het is als met een kind dat volwassen wordt. Een kind praat en denkt nog als een kind. Maar als het volwassen geworden is, zijn al die kinderlijke dingen verdwenen. Net zo zal straks alles wat onvolmaakt is, verdwenen zijn. Maar de liefde zal nooit verdwijnen.
12 Nu zien we God nog niet. We merken wel dat hij er is, maar we zien hem niet. Maar straks, in de nieuwe wereld, zullen we God zien met onze eigen ogen. Nu weten we nog lang niet alles over God. Maar dan zullen we hem echt kennen, zoals hij ons nu al kent.
13 Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde.
Exodus 20: 1-17Tien belangrijke regels
1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels.
Regels over het vereren van God
Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij.
3 Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.
4 Maak geen beeld van een mens, of van een dier dat in de lucht, op het land of in het water leeft. 5 Je mag geen beelden vereren of ervoor knielen. Want ik, de Heer, ben jullie God. Ik wil niet dat jullie andere goden dienen.
Als iemand mij ontrouw is en andere goden gaat dienen, zal ik hem straffen. Dan straf ik hem en ook zijn nakomelingen, tot en met de vierde generatie. 6 Maar als iemand mij liefheeft en zich aan mijn regels houdt, zal ik goed voor hem zijn. Ik zal ook goed zijn voor zijn nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie.
7 Spreek mijn naam niet zomaar uit, zonder nadenken. Als iemand dat toch doet, zal ik hem straffen.
8 Vier de sabbat, want dat is een bijzondere dag. 9 Zes dagen mogen jullie werken en bezig zijn met alles wat je moet doen. 10 Maar de zevende dag is een dag die voor mij bestemd is. Dan mag je niet werken. Ook je zoon, je dochter, je slaaf en je slavin mogen niet werken. Je dieren mogen niet voor je werken. En ook de vreemdelingen die in jullie steden wonen, mogen niet werken. 11 Ik heb in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat daar leeft. Maar ik rustte op de zevende dag. Daarom heb ik de zevende dag gezegend. Ik heb er een heilige dag van gemaakt.
Regels over het omgaan met anderen
12 Heb respect voor je vader en je moeder. Dan zul je lang leven in het land dat ik je zal geven.
13 Vermoord niemand.
14 Ga niet vreemd.
15 Steel niet.
16 Vertel bij de rechter geen leugens over iemand.
17 Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.’
Johannes 10: 11-16Jezus is de goede herder
11 Jezus zei: ‘Ik ben de goede herder. Luister! Een goede herder geeft zijn leven om zijn schapen te redden.
12-13 Maar iemand die ervoor betaald wordt om op de schapen van een ander te passen, doet dat niet. Dat is geen echte herder. Hij zorgt niet goed voor de schapen, want ze zijn niet van hem. Als er een wolf aan komt, laat zo iemand de schapen in de steek en vlucht weg. Dan valt de wolf de schapen aan en jaagt ze uit elkaar.14-15 Ik ben de goede herder. Zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo zorg ik voor de mensen die bij mij horen. Ik geef mijn leven voor die mensen. Want ik ken hen, en zij kennen mij. Net zoals ik de Vader van dichtbij ken, en zoals hij mij van dichtbij kent.
16 Ook buiten Israël zijn er mensen die bij mij horen. Ook voor hen moet ik zorgen. En ook zij zullen naar mij luisteren en mijn volgelingen worden. Alle mensen die bij mij horen, zullen één grote kudde met één herder zijn.’
Exodus 20:1-17Tien belangrijke regels
1 God gaf de Israëlieten de volgende belangrijke regels.
Regels over het vereren van God
Hij zei: 2 ‘Ik ben de Heer, jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggehaald, en bevrijd uit de slavernij.
3 Vereer geen andere goden. Vereer alleen mij.
4 Maak geen beeld van een mens, of van een dier dat in de lucht, op het land of in het water leeft. 5 Je mag geen beelden vereren of ervoor knielen. Want ik, de Heer, ben jullie God. Ik wil niet dat jullie andere goden dienen.
Als iemand mij ontrouw is en andere goden gaat dienen, zal ik hem straffen. Dan straf ik hem en ook zijn nakomelingen, tot en met de vierde generatie. 6 Maar als iemand mij liefheeft en zich aan mijn regels houdt, zal ik goed voor hem zijn. Ik zal ook goed zijn voor zijn nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie.
7 Spreek mijn naam niet zomaar uit, zonder nadenken. Als iemand dat toch doet, zal ik hem straffen.
8 Vier de sabbat, want dat is een bijzondere dag. 9 Zes dagen mogen jullie werken en bezig zijn met alles wat je moet doen. 10 Maar de zevende dag is een dag die voor mij bestemd is. Dan mag je niet werken. Ook je zoon, je dochter, je slaaf en je slavin mogen niet werken. Je dieren mogen niet voor je werken. En ook de vreemdelingen die in jullie steden wonen, mogen niet werken. 11 Ik heb in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat daar leeft. Maar ik rustte op de zevende dag. Daarom heb ik de zevende dag gezegend. Ik heb er een heilige dag van gemaakt.
Regels over het omgaan met anderen
12 Heb respect voor je vader en je moeder. Dan zul je lang leven in het land dat ik je zal geven.
13 Vermoord niemand.
14 Ga niet vreemd.
15 Steel niet.
16 Vertel bij de rechter geen leugens over iemand.
17 Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.’
Welke tekst wil je volgende week lezen?Een Samaritaan helpt - Lucas 10:25-3752%106Het voorbeeld van de zoon die weggaat Lucas 15:11-3247%96
De komst van de Bijbel in Gewone Taal is mogelijk gemaakt dankzij de steun van leden en donateurs van het NBG. Het NBG vertaalt & verspreidt de Bijbel sinds 1814.
© 2013 – 2024 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
Gebruiksvoorwaarden Privacyverklaring