Lees & ervaar
-
Lucas 15:11-32
Het voorbeeld van de zoon die weggaat 11 Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12 De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu …
lees meerLucas 15:11-32Het voorbeeld van de zoon die weggaat
11 Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12 De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu hebben.’ De vader gaf hem wat hij vroeg. 13 Een paar dagen later pakte de zoon al zijn spullen bij elkaar en ging weg. Hij ging naar een ver land. Daar gaf hij al zijn geld uit aan een leven vol plezier.
14 Toen alles op was, kwam er een grote hongersnood in dat verre land. De zoon had niets meer te eten. 15 Daarom ging hij werken bij één van de mensen in dat land. Die stuurde hem naar het veld om op de varkens te passen. 16 De zoon had zo’n honger dat hij zelfs het varkensvoer op wilde eten. Maar niemand gaf hem iets. 17 Toen dacht hij: Thuis hebben zelfs de armste knechten altijd genoeg te eten. En ik ga hier dood van de honger! 18 Ik zal naar mijn vader teruggaan en tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. 19 Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn. Behandel mij voortaan net zoals uw armste knechten.’
20 Toen ging de zoon terug naar zijn vader.
De vader is blij dat de zoon terug is
De vader zag zijn zoon al vanuit de verte aankomen. En meteen kreeg hij medelijden. Hij rende naar zijn zoon toe, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. 21 De zoon zei: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn.’
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: ‘Haal snel mijn mooiste jas voor mijn zoon en trek hem die aan. Doe een ring om zijn vinger en doe schoenen aan zijn voeten. 23 Haal het vetste kalf en slacht het. We gaan eten en feestvieren! 24 Want mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer. Ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.’ Toen gingen ze feestvieren.
De oudste zoon is kwaad
25 De oudste zoon was nog op het land. Toen hij thuiskwam, hoorde hij dat er muziek gemaakt werd, en dat er werd gedanst. 26 Hij riep één van de knechten en vroeg waarom er feest was. 27 De knecht zei: ‘Je broer leeft nog! Hij is terug, en je vader heeft het vetste kalf laten slachten.’
28 Toen werd de oudste zoon kwaad. Hij wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar hem toe en zei: ‘Ga toch mee naar binnen.’ 29 Maar de zoon antwoordde: ‘Ik werk nu al heel veel jaren voor u. En ik heb altijd gedaan wat u van mij vroeg. Toch hebt u voor mij nooit een dier laten slachten. Niet eens een geitje om feest te vieren met mijn vrienden. 30 Maar nu komt die zoon van u thuis en voor hem slacht u het vetste kalf! Terwijl hij uw geld heeft uitgegeven aan de hoeren.’
31 Toen zei de vader: ‘Lieve jongen, jou heb ik altijd bij me. En alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we kunnen niet anders dan blij zijn en feestvieren. Want je broer was dood, maar hij leeft weer. We waren hem kwijt, maar nu hebben we hem weer gevonden.’’
-
Lucas 10:25-37
Een Samaritaan helpt Een wetsleraar stelt Jezus een vraag 25 Er kwam een wetsleraar naar Jezus toe. Hij wilde Jezus iets verkeerds laten zeggen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven …
lees meerLucas 15:11-32Het voorbeeld van de zoon die weggaat
11 Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12 De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu hebben.’ De vader gaf hem wat hij vroeg. 13 Een paar dagen later pakte de zoon al zijn spullen bij elkaar en ging weg. Hij ging naar een ver land. Daar gaf hij al zijn geld uit aan een leven vol plezier.
14 Toen alles op was, kwam er een grote hongersnood in dat verre land. De zoon had niets meer te eten. 15 Daarom ging hij werken bij één van de mensen in dat land. Die stuurde hem naar het veld om op de varkens te passen. 16 De zoon had zo’n honger dat hij zelfs het varkensvoer op wilde eten. Maar niemand gaf hem iets. 17 Toen dacht hij: Thuis hebben zelfs de armste knechten altijd genoeg te eten. En ik ga hier dood van de honger! 18 Ik zal naar mijn vader teruggaan en tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. 19 Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn. Behandel mij voortaan net zoals uw armste knechten.’
20 Toen ging de zoon terug naar zijn vader.
De vader is blij dat de zoon terug is
De vader zag zijn zoon al vanuit de verte aankomen. En meteen kreeg hij medelijden. Hij rende naar zijn zoon toe, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. 21 De zoon zei: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn.’
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: ‘Haal snel mijn mooiste jas voor mijn zoon en trek hem die aan. Doe een ring om zijn vinger en doe schoenen aan zijn voeten. 23 Haal het vetste kalf en slacht het. We gaan eten en feestvieren! 24 Want mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer. Ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.’ Toen gingen ze feestvieren.
De oudste zoon is kwaad
25 De oudste zoon was nog op het land. Toen hij thuiskwam, hoorde hij dat er muziek gemaakt werd, en dat er werd gedanst. 26 Hij riep één van de knechten en vroeg waarom er feest was. 27 De knecht zei: ‘Je broer leeft nog! Hij is terug, en je vader heeft het vetste kalf laten slachten.’
28 Toen werd de oudste zoon kwaad. Hij wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar hem toe en zei: ‘Ga toch mee naar binnen.’ 29 Maar de zoon antwoordde: ‘Ik werk nu al heel veel jaren voor u. En ik heb altijd gedaan wat u van mij vroeg. Toch hebt u voor mij nooit een dier laten slachten. Niet eens een geitje om feest te vieren met mijn vrienden. 30 Maar nu komt die zoon van u thuis en voor hem slacht u het vetste kalf! Terwijl hij uw geld heeft uitgegeven aan de hoeren.’
31 Toen zei de vader: ‘Lieve jongen, jou heb ik altijd bij me. En alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we kunnen niet anders dan blij zijn en feestvieren. Want je broer was dood, maar hij leeft weer. We waren hem kwijt, maar nu hebben we hem weer gevonden.’’
Lucas 10:25-37Een Samaritaan helpt Een wetsleraar stelt Jezus een vraag 25 Er kwam een wetsleraar naar Jezus toe. Hij wilde Jezus iets verkeerds laten zeggen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 26 Jezus zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet? Wat lees je daar?’ 27 De man antwoordde: ‘Houd van de Heer, je God, met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht. En houd evenveel van je medemensen als van jezelf.’ 28 Toen zei Jezus: ‘Dat is het goede antwoord. Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’ Jezus vertelt over een man op reis 29 De wetsleraar wilde laten zien dat hij de wet beter kende dan Jezus. Daarom vroeg hij: ‘Wie is mijn medemens dan?’ 30 Toen vertelde Jezus een verhaal. Hij zei: ‘Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze pakten alles van hem af, ook zijn kleren. Ze sloegen hem halfdood, en lieten hem liggen. 31 Toevallig kwam er een priester langs. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. 32 Toen er even later een hulppriester langskwam, gebeurde hetzelfde. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. Een Samaritaan helpt de man 33 Toen kwam er een vreemdeling langs, een Samaritaan. Hij zag de man liggen en kreeg medelijden. 34 Daarom ging hij naar hem toe. Hij verzorgde de wonden van de man met olie en wijn. En hij deed er verband om. Toen zette hij de man op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. Daar zorgde hij voor hem. 35 De volgende dag gaf de Samaritaan geld aan de eigenaar van de herberg en zei: ‘Zorg goed voor de man. Als het je meer geld kost, krijg je dat van me op mijn terugreis.’’ 36 Toen vroeg Jezus: ‘Wat denk je? Wie was de medemens van de man die overvallen werd? De priester, de hulppriester of de Samaritaan?’ 37 De wetsleraar antwoordde: ‘De Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.’ Toen zei Jezus: ‘Doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.’
Welke tekst wil je volgende week lezen?Een Samaritaan helpt - Lucas 10:25-3752%106Het voorbeeld van de zoon die weggaat Lucas 15:11-3247%96 -
Matteüs 20: 1-16
Het voorbeeld van de arbeiders 1 Jezus zei: ‘Dit voorbeeld leert je iets over Gods nieuwe wereld. Er is een man die een wijngaard heeft. Vroeg in de ochtend gaat hij op weg. Hij zoekt arbeiders …
lees meerLucas 15:11-32Het voorbeeld van de zoon die weggaat
11 Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12 De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu hebben.’ De vader gaf hem wat hij vroeg. 13 Een paar dagen later pakte de zoon al zijn spullen bij elkaar en ging weg. Hij ging naar een ver land. Daar gaf hij al zijn geld uit aan een leven vol plezier.
14 Toen alles op was, kwam er een grote hongersnood in dat verre land. De zoon had niets meer te eten. 15 Daarom ging hij werken bij één van de mensen in dat land. Die stuurde hem naar het veld om op de varkens te passen. 16 De zoon had zo’n honger dat hij zelfs het varkensvoer op wilde eten. Maar niemand gaf hem iets. 17 Toen dacht hij: Thuis hebben zelfs de armste knechten altijd genoeg te eten. En ik ga hier dood van de honger! 18 Ik zal naar mijn vader teruggaan en tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. 19 Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn. Behandel mij voortaan net zoals uw armste knechten.’
20 Toen ging de zoon terug naar zijn vader.
De vader is blij dat de zoon terug is
De vader zag zijn zoon al vanuit de verte aankomen. En meteen kreeg hij medelijden. Hij rende naar zijn zoon toe, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. 21 De zoon zei: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn.’
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: ‘Haal snel mijn mooiste jas voor mijn zoon en trek hem die aan. Doe een ring om zijn vinger en doe schoenen aan zijn voeten. 23 Haal het vetste kalf en slacht het. We gaan eten en feestvieren! 24 Want mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer. Ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.’ Toen gingen ze feestvieren.
De oudste zoon is kwaad
25 De oudste zoon was nog op het land. Toen hij thuiskwam, hoorde hij dat er muziek gemaakt werd, en dat er werd gedanst. 26 Hij riep één van de knechten en vroeg waarom er feest was. 27 De knecht zei: ‘Je broer leeft nog! Hij is terug, en je vader heeft het vetste kalf laten slachten.’
28 Toen werd de oudste zoon kwaad. Hij wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar hem toe en zei: ‘Ga toch mee naar binnen.’ 29 Maar de zoon antwoordde: ‘Ik werk nu al heel veel jaren voor u. En ik heb altijd gedaan wat u van mij vroeg. Toch hebt u voor mij nooit een dier laten slachten. Niet eens een geitje om feest te vieren met mijn vrienden. 30 Maar nu komt die zoon van u thuis en voor hem slacht u het vetste kalf! Terwijl hij uw geld heeft uitgegeven aan de hoeren.’
31 Toen zei de vader: ‘Lieve jongen, jou heb ik altijd bij me. En alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we kunnen niet anders dan blij zijn en feestvieren. Want je broer was dood, maar hij leeft weer. We waren hem kwijt, maar nu hebben we hem weer gevonden.’’
Lucas 10:25-37Een Samaritaan helpt Een wetsleraar stelt Jezus een vraag 25 Er kwam een wetsleraar naar Jezus toe. Hij wilde Jezus iets verkeerds laten zeggen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 26 Jezus zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet? Wat lees je daar?’ 27 De man antwoordde: ‘Houd van de Heer, je God, met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht. En houd evenveel van je medemensen als van jezelf.’ 28 Toen zei Jezus: ‘Dat is het goede antwoord. Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’ Jezus vertelt over een man op reis 29 De wetsleraar wilde laten zien dat hij de wet beter kende dan Jezus. Daarom vroeg hij: ‘Wie is mijn medemens dan?’ 30 Toen vertelde Jezus een verhaal. Hij zei: ‘Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze pakten alles van hem af, ook zijn kleren. Ze sloegen hem halfdood, en lieten hem liggen. 31 Toevallig kwam er een priester langs. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. 32 Toen er even later een hulppriester langskwam, gebeurde hetzelfde. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. Een Samaritaan helpt de man 33 Toen kwam er een vreemdeling langs, een Samaritaan. Hij zag de man liggen en kreeg medelijden. 34 Daarom ging hij naar hem toe. Hij verzorgde de wonden van de man met olie en wijn. En hij deed er verband om. Toen zette hij de man op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. Daar zorgde hij voor hem. 35 De volgende dag gaf de Samaritaan geld aan de eigenaar van de herberg en zei: ‘Zorg goed voor de man. Als het je meer geld kost, krijg je dat van me op mijn terugreis.’’ 36 Toen vroeg Jezus: ‘Wat denk je? Wie was de medemens van de man die overvallen werd? De priester, de hulppriester of de Samaritaan?’ 37 De wetsleraar antwoordde: ‘De Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.’ Toen zei Jezus: ‘Doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.’
Matteüs 20: 1-16Het voorbeeld van de arbeiders
1 Jezus zei: ‘Dit voorbeeld leert je iets over Gods nieuwe wereld.
Er is een man die een wijngaard heeft. Vroeg in de ochtend gaat hij op weg. Hij zoekt arbeiders om in zijn wijngaard te werken. 2 Hij spreekt een bedrag met hen af: het normale loon voor een dag werken. En hij stuurt ze naar zijn wijngaard.
3 Later die ochtend gaat de eigenaar van de wijngaard weer op weg. Hij ziet mannen op straat die nog geen werk hebben. 4 Hij zegt tegen hen: ‘Ga maar in mijn wijngaard werken. Ik zal jullie een eerlijk loon geven.’ 5 De mannen gaan aan het werk.
Om twaalf uur en om drie uur ’s middags gaat de man opnieuw op weg. Weer stuurt hij de mannen die hij tegenkomt, naar zijn wijngaard.
6 Als de dag bijna om is, gaat de man nog één keer op weg. Weer ziet hij mannen op straat staan. Hij vraagt: ‘Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?’ 7 De mannen antwoorden: ‘Niemand heeft ons vandaag werk gegeven.’ Dan zegt de man: ‘Ga maar in mijn wijngaard werken.’
De arbeiders krijgen hun geld
8 Als het avond is, zegt de eigenaar van de wijngaard tegen de man die zijn zaken regelt: ‘Roep alle arbeiders en geef ze hun loon. Betaal eerst de mannen die het laatst gekomen zijn. En als laatste de mannen die het eerst kwamen.’
9 De mannen die maar kort gewerkt hebben, zijn dus het eerst aan de beurt. Zij krijgen het normale loon voor een dag werken. 10 De mannen die de hele dag gewerkt hebben, zijn het laatst aan de beurt. Zij denken: Wij zullen dan wel meer krijgen. Maar ook zij krijgen het normale loon voor een dag werken. 11-12 Met het geld in hun hand komen ze bij de eigenaar van de wijngaard. Ze zeggen: ‘Het is niet eerlijk! Die anderen hebben maar één uur gewerkt. Wij hebben de hele dag hard gewerkt in de hete zon. En nu krijgen zij evenveel als wij!’
13 De eigenaar zegt tegen één van die mannen: ‘Beste vriend, ik heb jullie niet oneerlijk behandeld. We hadden toch het normale loon afgesproken? 14 Ga rustig naar huis met je geld. Ik wilde de mannen die het laatst kwamen, net zo veel geven als jullie. 15 Het is mijn geld. Ik mag ermee doen wat ik wil. Waarom zijn jullie jaloers als ik anderen goed behandel?’
16 Zo zal het gaan in de nieuwe wereld. Mensen die nu het laatst komen, zullen dan vooropgaan. En mensen die nu het eerst komen, komen dan achteraan.’
Welke tekst wil je volgende week lezen?Een Samaritaan helpt - Lucas 10:25-3752%106Het voorbeeld van de zoon die weggaat Lucas 15:11-3247%96 -
Test poll voor startpagina
Deze tekst is voor testdoeleinden 1 Een lied van de Korachieten. Voor de zangleider. Op de wijs van het lied ‘De vrouw uit de stad Gat’. Het is goed in het huis van de Heer …
lees meerLucas 15:11-32Het voorbeeld van de zoon die weggaat
11 Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12 De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu hebben.’ De vader gaf hem wat hij vroeg. 13 Een paar dagen later pakte de zoon al zijn spullen bij elkaar en ging weg. Hij ging naar een ver land. Daar gaf hij al zijn geld uit aan een leven vol plezier.
14 Toen alles op was, kwam er een grote hongersnood in dat verre land. De zoon had niets meer te eten. 15 Daarom ging hij werken bij één van de mensen in dat land. Die stuurde hem naar het veld om op de varkens te passen. 16 De zoon had zo’n honger dat hij zelfs het varkensvoer op wilde eten. Maar niemand gaf hem iets. 17 Toen dacht hij: Thuis hebben zelfs de armste knechten altijd genoeg te eten. En ik ga hier dood van de honger! 18 Ik zal naar mijn vader teruggaan en tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. 19 Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn. Behandel mij voortaan net zoals uw armste knechten.’
20 Toen ging de zoon terug naar zijn vader.
De vader is blij dat de zoon terug is
De vader zag zijn zoon al vanuit de verte aankomen. En meteen kreeg hij medelijden. Hij rende naar zijn zoon toe, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. 21 De zoon zei: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn.’
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: ‘Haal snel mijn mooiste jas voor mijn zoon en trek hem die aan. Doe een ring om zijn vinger en doe schoenen aan zijn voeten. 23 Haal het vetste kalf en slacht het. We gaan eten en feestvieren! 24 Want mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer. Ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.’ Toen gingen ze feestvieren.
De oudste zoon is kwaad
25 De oudste zoon was nog op het land. Toen hij thuiskwam, hoorde hij dat er muziek gemaakt werd, en dat er werd gedanst. 26 Hij riep één van de knechten en vroeg waarom er feest was. 27 De knecht zei: ‘Je broer leeft nog! Hij is terug, en je vader heeft het vetste kalf laten slachten.’
28 Toen werd de oudste zoon kwaad. Hij wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar hem toe en zei: ‘Ga toch mee naar binnen.’ 29 Maar de zoon antwoordde: ‘Ik werk nu al heel veel jaren voor u. En ik heb altijd gedaan wat u van mij vroeg. Toch hebt u voor mij nooit een dier laten slachten. Niet eens een geitje om feest te vieren met mijn vrienden. 30 Maar nu komt die zoon van u thuis en voor hem slacht u het vetste kalf! Terwijl hij uw geld heeft uitgegeven aan de hoeren.’
31 Toen zei de vader: ‘Lieve jongen, jou heb ik altijd bij me. En alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we kunnen niet anders dan blij zijn en feestvieren. Want je broer was dood, maar hij leeft weer. We waren hem kwijt, maar nu hebben we hem weer gevonden.’’
Lucas 10:25-37Een Samaritaan helpt Een wetsleraar stelt Jezus een vraag 25 Er kwam een wetsleraar naar Jezus toe. Hij wilde Jezus iets verkeerds laten zeggen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 26 Jezus zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet? Wat lees je daar?’ 27 De man antwoordde: ‘Houd van de Heer, je God, met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht. En houd evenveel van je medemensen als van jezelf.’ 28 Toen zei Jezus: ‘Dat is het goede antwoord. Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’ Jezus vertelt over een man op reis 29 De wetsleraar wilde laten zien dat hij de wet beter kende dan Jezus. Daarom vroeg hij: ‘Wie is mijn medemens dan?’ 30 Toen vertelde Jezus een verhaal. Hij zei: ‘Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze pakten alles van hem af, ook zijn kleren. Ze sloegen hem halfdood, en lieten hem liggen. 31 Toevallig kwam er een priester langs. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. 32 Toen er even later een hulppriester langskwam, gebeurde hetzelfde. Hij zag de man wel liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. Een Samaritaan helpt de man 33 Toen kwam er een vreemdeling langs, een Samaritaan. Hij zag de man liggen en kreeg medelijden. 34 Daarom ging hij naar hem toe. Hij verzorgde de wonden van de man met olie en wijn. En hij deed er verband om. Toen zette hij de man op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. Daar zorgde hij voor hem. 35 De volgende dag gaf de Samaritaan geld aan de eigenaar van de herberg en zei: ‘Zorg goed voor de man. Als het je meer geld kost, krijg je dat van me op mijn terugreis.’’ 36 Toen vroeg Jezus: ‘Wat denk je? Wie was de medemens van de man die overvallen werd? De priester, de hulppriester of de Samaritaan?’ 37 De wetsleraar antwoordde: ‘De Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.’ Toen zei Jezus: ‘Doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.’
Matteüs 20: 1-16Het voorbeeld van de arbeiders
1 Jezus zei: ‘Dit voorbeeld leert je iets over Gods nieuwe wereld.
Er is een man die een wijngaard heeft. Vroeg in de ochtend gaat hij op weg. Hij zoekt arbeiders om in zijn wijngaard te werken. 2 Hij spreekt een bedrag met hen af: het normale loon voor een dag werken. En hij stuurt ze naar zijn wijngaard.
3 Later die ochtend gaat de eigenaar van de wijngaard weer op weg. Hij ziet mannen op straat die nog geen werk hebben. 4 Hij zegt tegen hen: ‘Ga maar in mijn wijngaard werken. Ik zal jullie een eerlijk loon geven.’ 5 De mannen gaan aan het werk.
Om twaalf uur en om drie uur ’s middags gaat de man opnieuw op weg. Weer stuurt hij de mannen die hij tegenkomt, naar zijn wijngaard.
6 Als de dag bijna om is, gaat de man nog één keer op weg. Weer ziet hij mannen op straat staan. Hij vraagt: ‘Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?’ 7 De mannen antwoorden: ‘Niemand heeft ons vandaag werk gegeven.’ Dan zegt de man: ‘Ga maar in mijn wijngaard werken.’
De arbeiders krijgen hun geld
8 Als het avond is, zegt de eigenaar van de wijngaard tegen de man die zijn zaken regelt: ‘Roep alle arbeiders en geef ze hun loon. Betaal eerst de mannen die het laatst gekomen zijn. En als laatste de mannen die het eerst kwamen.’
9 De mannen die maar kort gewerkt hebben, zijn dus het eerst aan de beurt. Zij krijgen het normale loon voor een dag werken. 10 De mannen die de hele dag gewerkt hebben, zijn het laatst aan de beurt. Zij denken: Wij zullen dan wel meer krijgen. Maar ook zij krijgen het normale loon voor een dag werken. 11-12 Met het geld in hun hand komen ze bij de eigenaar van de wijngaard. Ze zeggen: ‘Het is niet eerlijk! Die anderen hebben maar één uur gewerkt. Wij hebben de hele dag hard gewerkt in de hete zon. En nu krijgen zij evenveel als wij!’
13 De eigenaar zegt tegen één van die mannen: ‘Beste vriend, ik heb jullie niet oneerlijk behandeld. We hadden toch het normale loon afgesproken? 14 Ga rustig naar huis met je geld. Ik wilde de mannen die het laatst kwamen, net zo veel geven als jullie. 15 Het is mijn geld. Ik mag ermee doen wat ik wil. Waarom zijn jullie jaloers als ik anderen goed behandel?’
16 Zo zal het gaan in de nieuwe wereld. Mensen die nu het laatst komen, zullen dan vooropgaan. En mensen die nu het eerst komen, komen dan achteraan.’
Test poll voor startpaginaDeze tekst is voor testdoeleinden
1 Een lied van de Korachieten. Voor de zangleider. Op de wijs van het lied ‘De vrouw uit de stad Gat’.
Het is goed in het huis van de Heer
2 Ik houd van uw huis, machtige Heer!
3 Ik verlang naar uw tempel, levende God.
Met heel mijn hart wil ik bij u zijn.4 Machtige Heer, mijn koning, mijn God,
zelfs mussen wonen in uw tempel.
Zwaluwen maken een nest bij uw altaar,
ze zorgen er voor hun jongen.
5 Gelukkig zijn mensen die wonen in uw huis,
want zij kunnen u altijd danken.6 Gelukkig zijn mensen die verlangen naar u,
want bij u vinden ze kracht.
7 Als ze door droge velden lopen,
worden die groen en fris.
Uw regen laat alles weer groeien.
8 Ze worden steeds sterker,
ze gaan door tot ze in Sion zijn.
Daar zullen ze u ontmoeten, God.De Heer beschermt zijn volk
9 Heer, machtige God, hoor mijn gebed.
God van Jakob, luister naar mij!
10 God, bescherm ons toch,
en zorg goed voor uw koning.11 Ik ben liever één dag in uw tempel
dan duizend dagen ergens anders.
Ik ben liever buiten bij de deur van uw huis
dan binnen bij slechte mensen.12 Heer, onze God,
u leidt ons, u beschermt ons.
U bent goed voor ons,
u maakt ons sterk.
U geeft ons geluk
als wij leven zoals u dat wilt.
13 Machtige Heer,
gelukkig zijn mensen die vertrouwen op u!Welke tekst wil je volgende week lezen?Psalm 200%0Psalm 210%0
De komst van de Bijbel in Gewone Taal is mogelijk gemaakt dankzij de steun van leden en donateurs van het NBG. Het NBG vertaalt & verspreidt de Bijbel sinds 1814.
© 2013 – 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
Gebruiksvoorwaarden Privacyverklaring