“De Heer is mijn herder”. Wie kent die woorden nu niet? Een bekende psalm en een vertrouwd beeld. En toch, wat wil zo’n uitspraak zeggen? Komt de metafoor van de herder aan bij mensen die niet zo bekend zijn met bijbelse beeldspraak?
Psalm 23 is misschien wel een van de bekendste hoofdstukken uit de Bijbel. “De Heer is mijn herder” staat er in veel vertalingen boven. Maar eigenlijk gaat alleen het eerste deel van deze psalm over God als herder. In vers 5 wordt een nieuw beeld geïntroduceerd: een gastheer die zijn gast royaal onthaalt. Dit gaat niet meer over een schaap dat aan tafel mag zitten bij zijn herder. Waar komt dit beeld vandaan? Hier neemt de Bijbel in Gewone Taal een gedurfde stap: de interpretatie dat het hier om een offermaaltijd in de tempel gaat, heeft zijn weg gevonden in de vertaling: “u nodigt mij uit in de tempel”. Ik vind dit wel behoorlijk vrijmoedig, maar ik moet toegeven dat het een mooi literair effect oplevert: opeens ontstaat er een correspondentie met het slot van de psalm: “ik zal bij u zijn in uw tempel, mijn hele leven lang”.
Ook de eerste helft van de psalm is ingewikkelder dan het op het eerste gezicht lijkt. Wat gebeurt er met de beeldspraak in deze psalm? Er wordt in de taalkunde en de filosofie tegenwoordig veel nagedacht over het gebruik van metaforen. Kort door de bocht kunnen we de vraag stellen: waar wordt het beeld (de comparant) beschreven en waar datgene waarnaar het beeld verwijst (de comparé)? De scheidslijn tussen “herder” en “God” en tussen “schaap” en “ik” is soms vaag en loopt in de ene vertaling anders dan de andere. Zo kan ik me er wel iets bij voorstellen dat een schaap “nieuwe kracht” (NBV, vers 3a) krijgt, maar bij een “ziel” die verkwikt wordt (NBG51) denk ik niet direct aan een schaap. Zijn we hier, als we de NBG51 volgen, al weer versprongen van de comparant (schaap) naar de comparé (dichter)? In vers 3b kan ik mij prima voorstellen dat een schaap graag op “veilige paden” (NBV) loopt, maar het lopen in “het spoor der gerechtigheid” (SV en HSV) lijkt toch meer iets voor de menselijke “ik” van de psalm.
De dichter bevindt zich op het scharnierpunt van twee panelen, de comparant en de comparé, en beweegt virtuoos heen en weer van het ene paneel naar het andere. Dat levert een hele mooie psalm op, maar ook grote uitdagingen om deze psalm te vertalen in gewoon Nederlands. In de Bijbel in Gewone Taal zijn sommige beelden gesneuveld, zoals de “stok en staf” uit vers 4. De centrale metafoor van de herder wordt echter wel vastgehouden en expliciet gemaakt. In deBijbel in Gewone Taal begint Psalm 23 dan ook met “De Heer zorgt voor mij, zoals een herder voor zijn schapen zorgt”. Critici zullen zeggen dat hier toch wel enige poëtische kracht verloren gaat, maar vanuit de doelstellingen van de Bijbel in Gewone Taal zijn dit verstandige keuzes.
Een psalm die voor velen zo geliefd en vertrouwd is, maar die door deze grote vertrouwdheid misschien ook aan zeggingskracht dreigt te verliezen, wordt in deBijbel in Gewone Taal opnieuw tot spreken gebracht. In een taal die hopelijk velen zal aanspreken.
Gastblogger Wido van Peursen is hoogleraar Oude Testament aan de Vrije Universiteit Amsterdam